Gildepenningen
Gildepenningen |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Gilden waren beroepsverenigingen op ambachtelijk-, handels-, militair-, wetenschappelijk of cultureel gebied, waarvan de bloeitijd in Nederland viel tussen 1550 en 1650. Tijdens de Franse overheersing moesten ze worden opgeheven, doch eerst in 1818 werd bij K.B. een definitief einde gemaakt aan het bestaan van de gilden. De gildeleden, onderverdeeld in rangen van knape tot overdeken, moesten burgerrechten bezitten en een proeftijd doormaken. Zij hadden rechten en privileges. Elk lid bezat als bewijs van lidmaatschap een genummerde gildepenning, die men bij zich droeg o.m. bij gemeenschappelijke maaltijden en begrafenissen. Deze penningen konden vervaardigd zijn van zilver, brons, koper, tin of lood. Een zeldzaamheid was een penning van verguld koper. In het Zeeuws Museum bevindt zich een dergelijk exemplaar van het Vettewariersgilde te Middelburg, gedateerd 1803. Op de voorzijde luidt het omschrift: 'Dat welvaart en segen sy ryck en milde' en het vervolg daarvan op de keerzijde: `By al de leden van 't vettewary gilde'. Dit gilde had vóór 1684 een penning met gildenummer, doch daarna kwam een nieuw ontworpen exemplaar in gebruik, waarbij het nummer werd vervangen door de initialen van de eigenaar. Behalve de attributen van hun ambacht, kwamen dikwijls de namen van de bestuursleden in het omschrift van de penning voor; ook werden wel gildenummers in Romeinse cijfers op tamelijk grove wijze (wellicht door de eigenaar zelf) in de rand gekrast. De overlieden hadden soms een zilveren penning, doch deze waren vrij zeldzaam. Er bestonden ook begrafenispenningen, waarop in Zeeland meestal een lijkbaar was afgebeeld. Zo had het kleermakersgilde te Middelburg een geelkoperen begrafenispenning met lijkbaar afgebeeld op de kz waarboven de woorden: 'Heden my, morgen dy'. De penning draagt het nr.94. Bij begrafenissen diende men zijn penning, die bij de gildebroeders aan huis werd bezorgd, in te leveren. Aan de hand van de nummers controleerde men wie afwezig was geweest; deze werd gestraft met een geldboete. Het Wijn- en Biertappersgilde te Middelburg bezat een begrafenispenning waarop boven de lijkbaar was ingestempeld: `de drager', waaruit zou kunnen blijken dat de gildebroeders zelf hun overledenen ten grave droegen. Frederiks schrijft, dat van geheel Nederland de gildepenningen van Middelburg en Vlissingen de mooiste waren! Vooral in Middelburg waren er veel gilden. Er bestonden penningen van het Oude Kleerkopersgilde, de Fruiteniers, Vettewariers, Waagwerkers, Kousenmakers, Rouwmantelsen Pelleverhuurders, Damlopers (zakkendragers) en nog vele thans niet meer bestaande beroepen. Aparte vermelding verdienen de fraaie penningen ontworpen door Johannes Looff, die een zevental op zijn naam heeft staan. Bijzonder mooi was die van het Middelburgse Schoolmeestersen Schoolvrouwengilde; aan de vz twee gekruiste pennen met een kroon en banderolle waarop: `Vive la plume'. Op de kz eveneens een banderolle waarop: Anno 1628 en het gildenummer. Ook voor het Middelburgse Kuipersen Boekdrukkersgilde ontwierp hij fraaie penningen. Wat de overige Zeeuwse steden betreft: Aardenburg heeft een Bakkersgilde gehad en een Wijnen Brandewijnsgilde; deze gilden hadden resp. loden en geelkoperen penningen, doch voor zover bekend bestaan hier geen exemplaren meer van. Dit is wel het geval met enige penningen van het Weversgilde (Stadsarchief Aardenburg) en het Tabak verkopersgilde (Stadsarchief Aardenburg en Zeeuws Museum). Die van het Weversgilde zijn eenzijdig en vertonen aan de vz twee gekruiste weversspoelen waarboven een kroon; het jaartal is 1661. De penningen van het Tabak verk opersgilde, T.G. aan de vz, een ton met gekroonde weegschaal aan de kz; ze zijn ongedateerd. In het museum voor Zuiden Noord-Beveland te Goes worden platte koperen penningen bewaard van het Arbeiders/Zakkendragersgilde of St.-lansgilde; op de vz een nummer en op de gladde kz bij verschillende exemplaren op primitieve wijze een baal of eigendomsmerk ingekrast. Eén daarvan draagt aan weerszijden van het merk het jaartal 1617. Deze penningen waren bestemd voor de leden, terwijl de deken en de andere overlieden een aan weerszijden gestempeld exemplaar, gelijkend op dat der eerder genoemde Zeeuwse gilden, gebruikten. Ook andere Goese gilden kenden dit soort ledenpenningen. Merkwaardig waren de loden penningen van het Timmerliedenof St .-Gandolfsgilde, met in het midden een gat; de vz vertoonde een passer met het jaartal 1658 en het omschrift Timmerlieden, de kz had ingekraste merken en gildenummers. Deze en bovengenoemde merken doen denken aan huismerken. Op de kz van de penningen der leden van het Schoen- of Gareelmakersof St. Crispijnsgilde stond een geheel ander type tekens, n.l. bloemen, harten e.d. Dit inkrassen van tekens door de leden op hun penningen is tot nu toe alleen, voor zover Zeeland betreft, te Goes aangetroffen. Typerend voor Goes is ook, dat vele gilden, behalve hun ambachtelijke naamsaanduiding, tevens de naam van een heilige droegen. In de Goese verzameling worden gietstenen bewaard waarin de penningen, o.m. van het Schoenmakersgilde werden gegoten.
De stad Sluis had een Kuipersgilde, waarvan één geelkoperen exemplaar bewaard is gebleven. Aan de vz staan diverse kuipers werktuigen gegraveerd, waarboven het wapen van Sluis met de datering 26-10-1731, aan de kz een hand tussen twee ganzenpennen en de letters PADI, waarvan de betekenis niet bekend is. Veere heeft vele gilden gekend; sommige hadden een eigen kapel in de Grote Kerk te Veere (0. L .Vrouwe ter Sneeuw) doch alleen van het Zakkendragersof St.-Jansgilde zijn penningen bewaard gebleven. Na Middelburg had Vlissingen de meeste gilden, met, zoals hierboven reeds vermeld, fraaie gildepenningen. Specifiek Vlissings daarvan was die van het Grootscheepmakersgilde met op de vz een schip op de werfin aanbouw, waarboven een lam met vaantje (Agnus Dei) uit het wapen van de bekende redersfamilie Lampsins. In het omschrift staat: Overdeken D'heer Cornelis Lampsins An u 1654. Op de keerzijde (zoals op vele Vlissingse gildepenningen) het wapen van de stad met de fles; en het omschrift: Dekens Pieter Leynsen, Simon Been. Er was ook een Kleinscheepmakersgilde met een loden penning waarop eveneens een schip in aanbouw, gedateerd 1623. Een typisch Vlissings gilde was natuurlijk dat van het Loodsmans- of Schuitmansgilde. In het Stedelijk Museum te Vlissingen bevindt zich hiervan een zilveren exemplaar, gedateerd 1621. Aparte vermelding verdient nog dat zich in dit museum de 'meest recente' gildepenning van geheel Zeeland bevindt, n.l. van het Smidsgilde uit 1804. Zierikzee had geelkoperen penningen van het ZakkendragersKramers- en Metselaarsgilde; deze waren alle gegraveerd. Een gegoten penning was van het Timmerliedengilde. Dat deze stad rond 1700 zeer vooruitstrevend was op het gebied van de vrouwenemancipatie moge blijken uit een geelkoperen gegraveerde penning van het Bakkerinnen of St.-Luciagilde. Als vervolg op de gildepenningen zijn min ofmeer te beschouwen de twee koperen draagpenningen uit 1867 resp. van de Kraanwerkers en de Waagwerkers te Middelburg, t.g.v. de aanvang van de werken van Spoorweg en Kanaal door Walcheren. Op die der kraanwerkers is een gietijzeren kraan op de vz afgebeeld, die nog steeds op de Rotterdamse kaai in Middelburg te zien is. Deze kraan is gedateerd 15 oktober 1861 en het fundament ervan is gelegd door J. Snijders, wiens naam eveneens (als kraanmeester) op de penning voorkomt.
AUTEUR
A.A. v.d. Poel
LITERATUUR
Frederiks, Penningen. Van Gelder, Gildepenningen. M.G.A. de Man, Johannes Looff Noordbrabants Museum, Op de penning.
AFBEELDING
Penning van de schrijnwerkers te Middelburg.