Gerst

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Gerst
Gerst, bron: Dietmar Rabic, Wikimedia

Gerst (Hórdeum)

Deze grondstof, in het bijzonder voor de bierbereiding, verschijnt al in 3000 voor Christus op steen gehouwen afbeeldingen van de Sumeriërs (Mesopotamië). In 98 beschrijft de met wijn meer vertrouwde Tacitus nauwkeurig hoe de Germanen bier bereidden. Dit gewas kent men zowel als wintergerst en zomergerst. De meer rijige gerst (Hórdeum vulgáre), die nog weer onder te verdelen is in 4 rijige en 6 rijige, is tegenwoordig vrijwel geheel verdrongen door 2 rijige (Hórdeum dístichon).

Wintergerst

Hoewel in vroeger tijd in Zeeland hoofdzakelijk wintergerst geteeld zal zijn, werd in 1331 reeds zomergerst gezaaid op pas bedijkte grond van een nieuwe polder van Vortrappe ('s-Gravenpolder). Ook werd wintergerst vroeger als Maartegerst in het voorjaar gezaaid. Thans echter is wintergerst geheel overvleugeld door nieuwe productievere aanvankelijk uit Zweden afkomstige zomergerst, (1913 Svalöfs goudgerst), in de dertiger jaren gevolgd door de Deense Abed Kenia. De teelt van wintergerst is in Zeeland verboden, behoudens ontheffing, omdat deze gerst, als waardplant voor de gevreesde roestaantasting en meeldauw, schadelijk is voor de zoveel belangrijker zomergerstteelt. Gerst is zeer gevoelig voor meeldauw.

Zomergerst

Het areaal zomergerst bedroeg in 1979: 9090 ha terwijl er slechts 426 ha wintergerst verbouwd werd (met vergunning). Een zeer grote vlucht kende de zomergerstteelt na 1944 en 1953, omdat zij als relatief zoutbestendig, als eerste akkerbouwgewas in aanmerking kwam voor de door zeewater overstroomde gronden. Men onderscheidt voergerst (belangrijke grondstof voor mengvoer, speciaal voor varkens en kippen en voorts voor de gortpellerij) en brouwgerst.

Waaiervormige pauwe- of baardgerst (Hórdeum zecrithum)

Daarnaast kende men in Zeeland begin 1800 de teelt van de waaiervormige pauwe- of baardgerst. Oorspronkelijk dienden de normale voergersten als basis voor de bierbereiding. Franse, Duitse en Tsjechische gersten overvleugelden na 1850 de inlandse gerst als moutgrondstof. Na 1928 is het echter gelukt in eigen land goede brouwgerst te gaan telen. Bij de marktnoteringen ziet men dan ook beide categorieën maalgerst en brouw gerst afzonderlijk geprijsd. Brouwgerst vraagt grovere sortering en omdat meer kleine zaden uitgeschoond moeten worden, dient prijs hoger te zijn, terwijl bovendien de kg-opbrengst van voergerstrassen hoger pleegt te liggen. Zomergerst kan vroeg gezaaid worden (maart) en is niet te kieskeurig wat de grond betreft, mits de structuur niet te wensen overlaat. Het lukt tegenwoordig goed ze ziektevrij te telen; bij nat weer kan doorwas wel een probleem opleveren. De gemiddelde opbrengst van zomergerst is ruim 4500 kg/ha. Voor 1 hl bier is 12 kg mout nodig en daarvoor 26 kg gerst.

Auteur

-M.A. Geuze

Literatuur

  • Kiemkracht (personeelsblad Van der Have), maart 1978.
  • Boerendonk, Historische studie.