Gerrit Hendrik Kersten/EvZ1982-1984
(Deventer 6 aug 1882-Waarde 6 sept. 1948). Hoewel van hervormden huize, sloot Kersten zich vrij jong aan bij de Geref. Gemeente onder het Kruis, een groepering die uit de Afscheiding afkomstig is. Na zijn studie als onderwijzer werkte hij tijdelijk aan de Keucheniusschool in Den Haag. Hier kreeg hij moeilijkheden, omdat hij zich al te kritisch opstelde tegen de leer van dr. A. Kuyper over de veronderstelde wedergeboorte. Reeds spoedig trad hij op als oefenaar. In 1902 vestigde Kersten zich, 19 jaar oud, als lerend ouderling in de enige Kruisgemeente, die er in Zeeland gebleven was, te Meliskerke. De kerkeraad aldaar verlangde reeds spoedig dat hij als leraar bevestigd werd, wat door de classis drie jaar lang werd uitgesteld. Tevens verbood deze hem buiten Meliskerke te preken. Op 1 juni 1905 vond de bevestiging als leraar plaats. In april 1906 vertrok Kersten naar Rotterdam. Van 1912 tot 1926 stond hij te Yerseke, waarna hij naar Rotterdam terugkeerde. De naam van Kersten zou verbonden blijven aan de vereniging van de Geref. Gemeenten onder het Kruis en de Geref. of Oud-Geref.Gemeenten van ds. Ledeboer. Reeds in de eerste jaren van zijn verblijf in Zeeland kreeg Kersten contact met de ledeboeriaanse gemeente te Aagtekerke. In Rotterdam werden de contacten meer landelijk. Op 25 juli 1907 werd er een eenheid bereikt tussen 13 kruiskerken en 22 ledeboeriaanse gemeenten. Samen zou men gaan vormen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De ledeboeriaanse gemeente van St.-Philipsland, onder leiding van ds. L. Boone, liet tenslotte verstek gaan. Met 9 gemeenten vormde ds. Boone het kerkverband van de Oud-Geref. Gemeenten. Er waren natuurlijk onenigheden bij deze vereniging, bijv. over de ambtskleding, steek en korte broek, waaraan de ledeboerianen sterk gehecht bleken te zijn.
Voorts vormde de gebruikte psalmberijming een punt van verschil: de Kruisgemeenten zongen uit de berijming van 1773, terwijl de ledeboerianen vasthielden aan de berijming van Datheen. Tenslotte had men moeilijkheden met de 'linie', waarmee de ledeboerianen bedoelden het staan in de lijn van ds. Ledeboer, de ambtsoverdracht van deze aan zijn opvolgers en via deze weer aan latere leraars. Het was dus een kwestie van apostolische successie, een bisschoppelijke trek die deze gemeenten eigen was. Bij het accoord van 1907 werd besloten dat elke gemeente over de geschilpunten zelf kon beslissen. Het kerkelijke leven werd ingericht naar de kerkorde van Dordrecht 1619. Kersten gaf deze kerkorde opnieuw uit. Later verscheen van hem het Kerkelijk Handboekje, waarin alle geref. Kerkorden in ons land, van Wezel 1568 tot Dordrecht 1619 vermeld werden. Ook wat betreft de opleiding van predikanten in zijn kerkgenootschap was Kersten een stuwende kracht. Zonder hem was de theologische school te Rotterdam in 1927 niet in gebruik genomen. Niet iedereen in deze kringen was daarmee even gelukkig. Eveneens heeft Kersten zijn gemeenten politiek georganiseerd in de Staatkundig Geref. Partij, waarvoor hij in 1922 in de Kamer kwam. Theologisch lag Kersten geheel in de lijn van het piëtisme der 18e eeuw in ons land. De oude schrijvers hadden bij hem grote waarde. Kersten moet gerekend worden tot de mensen die in Zeeland in christelijke kring grote invloed hebben uitgeoefend.