Garnalen

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Garnalen
Garnaal, bron: Lamiot, Wikimedia

Garnalen (Infraorde caridea)

Zijdelings afgeplatte schaaldieren met sterke achterlijfspoten, die bij het zwemmen gebruikt worden. Langgerekt, flauw naar onderen gebogen achterlijf, waar de wijfjes hun eieren aan vast kleven. Ze leven van kleine, ook dode, dieren en van zwevend organisch materiaal. Uit de Zeeuwse wateren zijn achttien soorten bekend, de meeste zijn echter zeldzaam. Slechts drie soorten zijn algemeen: de gewone garnaal (Crángon crángon) en twee soorten steurgarnalen: gewone steurgarnaal (Palaémon élegans) en brakwatersteurgarnaal (Palaémon várians) , die geen afzonderlijke Nederlandse namen bezitten .

Gewone garnaal (Cragon cragon)

De gewone garnaal is de enige garnaal waarop gevist wordt. Deze soort komt in grote aantallen voor in het zeegebied voor de kust en dringt de zeearmen ver binnen, voor de uitvoering van de Deltawerken tot bij Willemstad. Ze vertonen een voorkeur voor een bodem bestaande uit zand of zandige modder. De dieren graven zich vaak in de bodem in, waarbij de sprieten en de ogen uitsteken. Wijfjes met eieren worden vrijwel het gehele jaar aangetroffen. Er zijn twee voortplantingsperioden. De dieren zijn binnen een jaar geslachtsrijp. Hoewel ze meer dan twee jaar oud kunnen worden en dan een lichaamslengte van meer dan 9 cm kunnen bereiken, zijn zulke exemplaren ten gevolge van de intensieve visserij uiterst zeldzaam.

Brakwatersteurgarnaal (Palaemonétes várians)

Brakwatersteurgarnaal komt algemeen voor in brakke binnenwateren. Deze soort kan goed snelle veranderingen in het zoutgehalte verdragen, iets wat vaak voorkomt in brakke sloten en plassen, ten gevolge van neerslag of verdamping. Wijfjes met eieren worden van april tot september gevonden. De dieren zijn na een jaar geslachtsrijp. De meeste worden niet ouder dan anderhalf tot twee jaar. Ze hebben dan een lengte van 3 tot 5 centimeter.

Steurgarnaal (Palaémon élegans)

Steurgarnaal wordt aangetroffen op meer beschutte plaatsen in de zeearmen, maar alleen waar het zoutgehalte hoog genoeg is. De dieren leven tussen de zeewieren en ander aangroeisel bij dijken, pieren en havens. Wijfjes met eieren worden van mei tot augustus gevonden. Na een jaar zijn ze geslachtsrijp. Vermoedelijk worden ze niet ouder dan anderhalf tot twee jaar. Volwassen exemplaren hebben een lengte van 3 tot 6 centimeter. Van de zeldzame soorten kan nog de ringspriet (Pándalus montágtu) of rode steurgarnaal (Pantdalus borealis) genoemd worden. Dieren van deze soort worden een enkele maal tussen de consumptiegarnalen aangetroffen. Ze trekken in kleine aantallen de zeegaten van de Noordzee uit binnen, maar planten zich waarschijnlijk hier niet voort.

Auteur

-G.R. Heerebout

Literatuur

  • Holthuis en Heerebout, Garnalen. [1]
  • Heerebout, Distribution and ecology, 73-93.
  • Van Beylen, Zeeuwse vissersschepen. [2]