Frans Naerebout/EvZ1982-1984

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken

(Veere 30 aug. 1748 - Goes 29 aug. 1818). Loods en mensenredder. Was als loods te Vlissingen gestationeerd en aldaar belast met het binnenbrengen van de schepen der Oostindische Compagnie (1781). Had zich voordien (met zijn broer Jacob) reeds onderscheiden door een spectaculaire redding van 87 opvarenden van het compagnieschip Woestduin, dat op 25 juli 1779 in vliegende storm op de Noorderrassen aan stukken was geslagen. Deze heldendaad gaf de gebroeders Naerebout landelijke bekendheid. In uitbundig proza (te Water) of lyrische verzen (Bellamy, Rhijnvis Feith, Loosjes) werd hun onverschrokkenheid geprezen. Een grafnaald in de Grote Kerk van Vlissingen, opgericht ter nagedachtenis van de bij de ramp omgekomen Daniël Octavius Barwell, herinnert aan het feit dat niet allen de schipbreuk overleefden. Nadien gaf Frans (Jacob was spoedig overleden) nog diverse blijken van heldenmoed en stuurmanskunst. Zo bijv. bij de Zuiderburg, die in december 1788 naar China uitzeilde met 400 man en f 500.000 aan contanten aan boord, op de Rassen zijn roer verspeelde en zes dagen in het ijs hulpeloos ronddreef. Naerebout wist het schip vanuit Westkapelle te bereiken en naar Plymouth te brengen. In plaats van een roer gebruikte hij een paar zware kabels. Minder fortuinlijk was hij in 1794 met de Voorland: het lukte hem het schip naar buiten te brengen, maar door tegenwind was het onmogelijk de loods in Engeland af te zetten zodat hij moest meevaren naar Kaap de Goede Hoop! Al deze onbaatzuchtige daden leverden hem wel eer en af en toe een gedenkpenning op, maar geen inkomsten. Toen de Compagnie in 1802 het uitreden naar Indië stopzette, kon men Naerebout als garnalenvisser zijn kostje bij elkaar zien scharrelen. Twee maal ontving hij een gift van f 100,— en Koning Willem I benoemde hem kort voor zijn dood tot Broeder van de Nederlandse Leeuw met een jaarwedde van f 200,—, maar toen was het eigenlijk al te laat. Bij zijn dood werden echter weer vele Latijnse en Nederlandse grafzangen gedicht en zorgde het Goesse Departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen voor een erezerk op zijn graf in de Wandelkerk te Goes. Vlissingen kwam pas 100 jaar na zijn dood op de gedachte iets aan de man te doen en zette in een lief parkje aan de Boulevard Bankert, bovenaan de `oprit', een standbeeld voor hem neer (ontwerp A.G. van Lom; onthuld 9 augustus 1919). Het parkje moest voor verkeer en Deltawerken wijken. Het standbeeld werd in de oorlog vernield. Sinds 1952 kijkt hij weer over zee, vanaf het Bellamypark, bij het Beursplein (ontwerp Ph. ten Klooster; onthuld 5 juli 1952).