Franciscus Querien den Hollander/EvZ1982-1984

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken

(Goes 31 mei 1893 – Maarn 18 augustus 1982). Directeur en president van de NS. Volgde de H.B.S.-B opleiding in Goes.Zijn vader wilde hem als opvolger in de manufacturenzaak, maar Den Hollander koos voor een ingenieursstudie, zodat de winkel (na de dood van broer Anton, die wèl wilde opvolgen) verkocht werd. Na zijn studie voor werktuigkundig ingenieur aan de Technische Hogeschool in Delft (diploma in 1916) kwam hij bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij in opleiding voor de Dienst van Staatsspoorwegen in Nederlands-Indië. Na een korte 'stage' op de smederij en als machinist/stoker (1916-1917), vertrok hij in 1917 naar Indië, waar hij zijn loopbaan begon als aspirant-adjunct-afdelingschef (1918) en eindigde als hoofdingenieur in de functie van chef exploitatie (1937), bij de Dienst van Staatsspoorwegen. Terug in Nederland werd hij directeur van de Artillerie-inrichtingen (1938-1945), bleef in de oorlog in functie en werd na de bevrijding onder andere Directeur-Generaal van het Verkeer (oktober 1945). Hij stond op het punt naar Indië terug te keren, toen ir. Hupkes hem vroeg voor de Nederlandse Spoorwegen, waar hij eerst als directeur (1946-1947), later als president (1947-1958) werkzaam was. Den Hollander heeft zich in deze functies bezig gehouden met de na-oorlogse opbouw van de N.S. als bedrijf, versterking van de internationale contacten (de TEE-trein was een idee van hem) en het zg. 'Oranjeboek project': de modernisering, beveiliging en electrificatie van het spoorwegennet. Zo werd ter gelegenheid van de electrificatie van de Zeeuwse lijn (in 1959) de laan naar het Stationsplein in Goes naar hem vernoemd. Ook werd hem toen door de commissaris van de koningin in Zeeland A.F.C. de Casembroot een schilderij van W. Vaarzon-Morel aangeboden, uit dank voor het feit dat de N.S. in 1953 een trein door het ondergelopen gebied hij Kruiningen had laten rijden. Den Hollander was beroemd en berucht om zijn onverwachte controle-bezoeken aan spoorwegpersoneel (machinisten, overwegwachters, stationschefs en kantoormensen) en zijn doortastende karakter. Over het rail vervoer had hij een eigen filosofie ontwikkeld: de ideale toestand zou zijn een grote frequentie en een hoge gemiddelde snelheid, met relatief kleine eenheden, goed comfort en zoveel mogelijk relevante stopplaatsen. Na zijn pensionering bij de N.S. in 1958, was hij onder meer algemeen voorzitter van het Verbond van Nederlandse Werkgevers (nu: V.N.O.), president-commissaris van de K .L.M. en president-curator van de Technische Hogeschool in Delft, aan welke instelling hij in 1955 ook tot doctor h.c. in de Technische Wetenschappen was benoemd. Verder was hij (ere)lid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, curator van het Nederlands Economisch Instituut en oud vice-voorzitter van de Sociaal-Economische Raad.