Duikers
Duikers |
---|
Duikers (Gaviidae)
Vrij grote vogels die uitstekend zwemmen en duiken en in noordelijker streken broeden. Buiten de broedtijd zijn het uitgesproken zeevogels en in de maanden september tot mei kunnen ze ook regelmatig langs de Nederlandse kust worden waargenomen. Door het gestroomlijnde lichaam en de plaatsing van de poten achter het lichaam, waardoor ze zich bij het zwemmen en duiken krachtig voortstuwen, zijn ze goed aangepast aan het leven in het water. In de vlucht wordt de hals gestrekt en de kop iets lager gehouden dan het lichaam. De vleugelslag is vrij langzaam. In winterkleed is de bovenzijde donker en de onderzijde licht van kleur.
Roodkeelduiker (Gávia stelláta), Parelduiker (Gávia árctica)
De roodkeelduiker is de meest algemene duiker en onderscheidt zich van de iets grotere en minder algemene parelduiker door een meer op gewipte snavel. Bovendien heeft de roodkeelduiker in winterkleed een rug met kleine witte stipjes en enig wit rond het oog, terwijl de parelduiker een egaal grijze rug heeft en een oog dat omgeven is door grijze veren.
De veel grotere ijsduiker (Gávia ímmer) en geelsnavelduiker (Gávia adámsii) zijn zeldzame gasten. Duikers worden in Zeeland het meest gezien langs de Noordzeekust (bijvoorbeeld bij Westkapelle) en in mindere mate op de zeearmen. De waarnemingen op de binnenwateren hebben meestal betrekking op met stookolie besmeurde vogels.
Auteur
-P.L. Meininger
Literatuur
Meininger, Het voorkomen van duikers, 199-209.