Dirk Buysero/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

('s-Gravenhage gedoopt 8 mei 1644 - vermoedelijk Rotterdam 1707/08). Magistraat en letterkundige. Werd op 27 augustus 1661 als juridisch student te Leiden ingeschreven, studeerde niet af, maar maakte naar de mode van de tijd in 1665/66 een reis naar Parijs. Na zijn terugkeer publiceerde hij anoniem het burleske gedicht: 'Korte Beschryvinge van Parijs; En de Manieren en Zeden van die haer daer onthouden' (Tot Vlissinghe, z.j.; in 1676 te Vlissingen herdrukt onder de titel: 'Het leven en bedrijf der monsieurs en juffers in Vrankrijck In 1670 gaf hij onder auspiciën van het Amsterdamse kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum zijn vertalin g van Quinaults treurspel: 'Astrate, Koning van Tyrus' uit, terwijl Vondel hem in 1671 `Ovidius Herscheppinge' opdroeg. Tevens bracht deze hem in kennis met Joannes Antonides van der Goes, wiens begunstiger hij werd. Buysero was inmiddels naar Vlissingen verhuisd, waar hij in 1667 werd benoemd tot secretaris en in 1668 tot Raad. In mei 1674 nam hij voor Zeeland zitting in het college der Admiraliteit van de Maas en vestigde hij zich te Rotterdam, waar hij vermoedelijk is overleden. Buysero was een bonvivant, die in letterkundige kringen een tijdlang werd bewierrookt, maar die als dichter eigenlijk van geen betekenis is. Wel komt hem de eer toe te hebben geprobeerd in ons land de opera populair te maken: ter gelegenheid van de Vrede van Nijmegen in 1678, schreef hij de eerste Nederlandse operatekst: `De triumfeerende min, vredesspel, gemengt met zang- en snarenspel, vliegwerken en balletten' (gedrukt 1680, met muziek van C. Hacquart). Waarschijnlijk werkte hij mee aan het herdersspelletje: `De bruyloft van Kloris en Roosje' (1707), dat tot voor kort jaarlijks te Amsterdam werd opgevoerd na de uitvoering van de `Gijsbrecht'. Verder schreef hij: 'Pub. Terentii, Heauton timoroumenos. Ofte Selfsqueller' (Leiden1662; een vertaling van een blijspel van Terentius); 'Harderszang' (Vlissingen 1675; op de dood van Amalia van Solms); 'Amphitrio' (1679, een bewerking naar Molière's 'Amphitryon'); `De Vrijadje van Cloris en Roosje. Vertoond in Muzijk. En gekomponeerd door Servaas de Koning. Te Amsterdam... 1688' (waaruit wellicht is ontstaan `De Bruiloft van Kloris en Roosje'); 'Tafelspelletje ter bruilofte van... Antony Tael en... Brechtland Brasser' (1691); 'Arete, of Strijd tusschen Plicht en Min' (1692); 'Op het beklaaglijk en ontijdig afsterven van...Maria Stuart...' (1695); 'Minen Wijn strijdt, Hardersspel' (1697); `De Rijswijkse Vredevreugd' (1697); De gezusters of de bewogen huwelijkhaatsters' (1716); 'Arlekijn, versierde erfgenaam' (1719; een bewerking naar Scarron's klucht L' Heritier ridicule'/. Buysero is hoogstwaarschijnlijk ook de auteur van de in 1678 te Amsterdam onder het pseudoniem N.Autoptes verschenen 'Georgarchontomachia', waarin geheel in de trant van de 'Korte Beschrijvinge van Parijs' de aanval der Walcherse boeren in 1672 op Middelburg werd beschreven. Zonder vermelding van plaats en jaar werd het daarna met een Nederlandse vertaling van N. Ooghgetuyge uitgegeven. Twee van Buysero's vrienden moeten van de mystificaties op de hoogte zijn geweest: Petrus Rabus en Joannes Antonides van der Goes, wiens schoonvader. ds. Ant. Borremans, wellicht te goedertrouw, in 1676 in zijn `Variae lectiones' meedeelde dat de schoorsteenveger P.J.*Beronicius (7-Middelburg 1673) de schrijver was, zodat op diens naam ook de latere uitgaven werden gesteld.