Cichorei
Cichorei (cichórium Intybus) |
---|
W.: molsla, bitterpee'n). Forse kruidachtige plant met melksap, grote lichtblauwe bloemen en een stevige penwortel. In het rivierengebied algemeen in dijkgraslanden. Komt op de Zeeuwse dijken minder voor, maar ontbreekt hier niet geheel. Soms ook verwilderd, omdat de plant veel geteeld wordt voor de bladeren (Brussels lof, witlof; geselecteerd uit cichorei) en de wortels (surrogaatkoffie; peekoffie). Familie van de andijvie (C. endívia) Cichorei wordt voor het eerst vermeld in 1687 (Brussel) als groente, waarvan 'de jonge uytspruytsels veel ghesocht tot salaet' (uit: Den Verstandigen Hovenier over de twelf maenden van 't jaer; P. Niland). In de 18e en 19e eeuw werd niet alleen uit Flakkee maar vooral ook uit Oost Zeeuws-Vlaanderen (Hulst) cichoreiteelt vermeld voor export naar België. Na de afgang van de meekrap werden verscheidene meestoven tot cichoreidrogers omgebouwd, o.a. te Nieuwdorp. Die te Capelle bij Zierikzee staat er zelfs nog als gebouw. Witlof als groenteteelt is pas na de tweede wereldoorlog in Zeeland tot ontwikkeling gekomen. I n 1947 bedroeg de oppervlak te in Zeeland 61 ha, tegen 402 ha in Zuid-Holland en 62 ha in overig Nederland.
AUTEUR
A.M.M. van Haperen/M.A. Geuze