Capucijnen
Capucijnen |
---|
Capucijnen
Kloosterorde, afsplitsing van de minderbroeders. Ontstond in 1528 toen Clemens VII haar leefregel goedkeurde. In 1536 kreeg de orde haar organisatie, maar ze bleef tot 1619 staan onder de generale overste van de minderbroeders; toen werd ze geheel onafhankelijk. De strengheid van de vroegere observantie is bij de capucijnen terug te vinden. Naast het beschouwend kloosterleven waren de capucijnen bekend als predikers en biechtvaders. Hun naam danken zij waarschijnlijk aan de spitse kap die zij droegen. Vooral zijn zij ingezet in de tijd van de Contra-Reformatie. In 1585 komen de capucijnen in de Nederlanden. In Zeeland hebben zij vele priesterfuncties vervuld vanuit de kloosters die zij in de Zuidelijke Nederlanden hadden. Zo vinden wij hen in de 17e en 18e eeuw, soms voor langere, soms voor kortere tijd, in Sluis, Hoofdplaat, Middelburg, Oostburg, Veere, Westdorpe, IJzendijke (waaronder Aardenburg, Biervliet en Cadzand vielen), Graauw en Hengstdijk. In 1900 wordt hun klooster te Sluiskil gesticht, dat nog bestaat, in 1903 datvan Rilland, dat in 1966 is opgeheven. Paters van deze kloosters werden dikwijls ingezet als tijdelijke hulp wanneer een parochie plotseling vacant raakte.
Auteur
S.J.M. Hulsbergen