Boterbloem
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Boterbloem (Ranunculus)
Geslacht van kruidachtige planten met gele bloemen. Diaect: pienksterblom. In Zeeland komen vijf soorten algemeen voor:
- De scherpe boterbloem (Ranunculus ácer) heeft diep ingesneden handvormige bladeren en een rolronde bloemstengel. De middelste bladslip is ongesteeld. Zeer algemeen in wegbermen, op dijken en in niet te intensief begraasde graslanden.
- Kruipende boterbloem (Ranunculus répens). Bladeren drietallig samengesteld; middelste bladslip gesteeld. Met kruipende uitlopers. Bloemsteel gegroefd. Kelkbladen omhooggericht. Overal zeer algemeen. Ook in meer intensief beweide graslanden.
- Knolboterbloem (Ranunculus bulbosus). Als vorige, echter met teruggeslagen kelkbladen en knol. Komt vooral voor in droge zandige graslanden in de binnenduinrand en op dijken. In Zeeland niet zeldzaam, maar ontbreekt hier en daar (bijvoorbeeld in het centrale deel van Walcheren).
- Behaarde boterbloem (Ranunculus sárdous). Lijkt sterk op de knolboterbloem; echter zonder knol. Is landelijk bezien zeldzamer. Komt vooral voor in het zeekleigebied en Zuid Limburg. In Zeeland algemeen in enigszins zilte graslanden en op zware kleigrond.
- Blaartrekkende boterbloem (Ranunculus seelerdrus). Bloemen aanzienlijk kleiner dan van de vorige soorten. Rechtopstaande holle stengel. Bladeren enigszins vlezig, drietallig of delie, met gaafrandige slippen. In Zeeland op de meeste plaatsen vrij algemeen op natte voedselrijke grond langs sloten en moerassen. Enigszins zoutmijdend.
Een tweetal zeldzame Zeeuwse soorten zijn:
- Egelboterbloem (Ranunculus flámmulu) met langwerpige, gaafrandige bladeren. Groeit op een enkele plaats in zoete moerassen in de binnenduinrand (o.a. op Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen).
- Gulden boterbloem (Ranunculus auricomus) met rondachtige bedeelde bladeren. Op enkele plaatsen in landgoederen (o.a. Ter Hooge) en binnenduinrandbossen (Schouwen en Walcheren).
Auteur
-K.F. Vaas, herschreven: A.M.M. van Haperen