Bommenee (bommenede)

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bommenee (bommenede)

Geschiedenis

Verdronken plaats, vroeger gelegen op Schouwen-Duiveland aan de Grevelingen, ten oosten van Brouwershaven en ten noordoosten van Zonnemaire in de uiterste punt van de polder Bommenede. Bommenee wordt in 1153 genoemd als een bezitting van het Cisterciënzerklooster van Ter Duinen. Het was een eilandje, dat door de Sonnemare van Schouwen-Duiveland werd gescheiden. In 1175 is Bommenee bezit van de cisterciënzers van Ter Doest, die er een uithof hadden. Na inpoldering van enige schorren ontstond de parochie Bommenee, die tot het dekenaat Voorne behoorde. In de 14de eeuw werd Bommenee aan de zee prijsgegeven. Het duurde tot 1412 voor het herdijkt werd. De heerlijkheid Bommenee vormde toen één geheel met Schouwen-Duiveland maar bleef zowel staatkundig als kerkelijk tot Voorne behoren. De ligging van het dorp Bommenee vlak aan zee was gunstig voor de opkomst van visserij en scheepvaart. Ondanks overstromingen (1530 en 1532) en een brand in 1540 was er welvaart. In 1557 verleende Filips II het dorp een jaar- en weekmarkt. In 1570 werd Bommenee overstroomd, waardoor grote schade aan dijken, huizen en landerijen werd berokkend. Filips II vaardigde in 1571 een privilege uit tot droogmaking van Bommenee. Hierin werden grote belastingvoordelen gegeven aan de bewoners. De achterliggende polders moesten bijdragen in de kosten. Wat de rechtspraak betreft werd Bommenee in 1571 een hoge heerlijkheid, bestuurd door een baljuw en 7 schepenen. Door zijn ligging op het knooppunt van 3 dijken, was Bommenee een strategisch belangrijk punt. In 1573 werd er begonnen met de fortificatie. Een kaart van Zacharias Roman toont deze aan zee gelegen vesting met een aan de landzijde gedenailleerd front met waarschijnlijk twee bastions, omgeven door een gracht. Een prent van het Zeeuwsch Genootschap (Cat. III, nr. 64) toont vier bastions. Beide bronnen geven het beleg van 1575 weer. Gezien de korte tijd na de aanleg der vestingwerken moet de eerste eenvoudige opzet meer geloofwaardig worden geacht. Na zijn landing op Schouwen-Duiveland in 1575 besloot Mondragon eerst Bommenee te veroveren alvorens Zierikzee te belegeren. Bommenee had een bezetting van vijf vendels onder de Franse bevelhebber de Nivelle (ook: de Neuville) die over vier vuurmonden beschikte. Op 30 oktober veroverden de Spanjaarden de vesting na twintig dagen hevige strijd. De fortificaties werden van 1587-1589 hersteld maar Bommenee is de door het leger aangebrachte schade nooit meer te boven gekomen. Bommenee wordt ook wel eens als stad vermeld. Van het verlenen van stadsrechten is echter niets bekend. In 1587 kreeg Bommenee zijn eerste predikant, Casper van Bijgaarde. De gemeente behoorde tot de classis Voorne-Putten. Deze classis treft in 1609 een overeenkomst met de classis Schouwen, dat in geval van ziekte van de predikant, Bommenee zal worden geholpen vanuit de classis Schouwen en Sommelsdijk, dat hij Zeeland behoorde door de Hollandse classis. In de 17de eeuw werden de zeedijken van Bommenee steeds meer door de stroom ondermijnd. De Rekenkamer van Holland moet herhaaldelijk grote bedragen op Bommenee toeleggen. Op 26 januari 1682 breken de dijken door. Eerst werd besloten tot herdijking. De gaten in de dijken werden provisorisch gedicht. In 1683 besloten de Staten van Holland geen geld meer uit te geven voor Bommenee en gingen met de Staten van Zeeland onderhandelen over overdracht van Bominenee. In 1687 werd het grondgebied van Bommenee over gedragen aan Zeeland. De laatste bewoners van Bommenee vertrokken in 1684 en vestigden zich merendeels aan de dijk met Zonnemaire waar een nieuwe gemeenschap ontstond, Nieuw Bommenede. De resten van Bommenee hebben nog lange tijd boven het water uitgestoken.

Archeologisch onderzoek

In de jaren negentig van de twintigste eeuw verrichtten amateur-onderwaterarcheologen ter plaatse duikonderzoek. Een aangetroffen fundering van een van de voormalige havenhoofden van Bommenede was het enige resultaat, in de vorm van een verhoging op de bodem van het Grevelingenmeer. Deze bestond uit één of meer zinkstukken van rijshout met daarop stortsteen. Ook is enig aardewerk uit de eerste helft van de zestiende eeuw aangetroffen. Vermoedelijk heeft Rijkswaterstaat een groot deel van de overblijfselen in de jaren zestig van de twintigste eeuw weggebaggerd voor de aanleg van een vaargeul, om de caissons van de Brouwersdam te verslepen van het bouwdok Bommenede naar het Brouwershavensche Gat.

Tekst Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteurs

S.J.M. Hulsbergen/ I. Vogel; Wapen; A.J.B.; Jan J.B. Kuipers, 2013.

Literatuur

-M.P. de Bruin, ‘Bommenee’, in: Tijdschrift voor het koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap 71/1 (1954) 13-17.

-Grijpink, Register op de parochieën

-Jan J.B. Kuipers (eindred.), Sluimerend in slik. Verdronken dorpen en verdronken land in zuidwest Nederland(Middelburg/Vlissingen, 2004).

-Van Lommel, kerksieraden

-S. Muller Fz., De indeeling van het bisdom

-Verseput, Bommenee