Bolleketten
Knikkerspel waarbij iedere deelnemer de beschikking had over een grote knikker (bolleket, bonk of stuiter). Het werd door twee of meer spelers al lopend gespeeld. Een speler gooit zijn bolleket enkele meters vooruit. De anderen proberen deze met hun bolleket te raken door deze te gooien of te schieten langs de grond. De winnaar kreeg een knikker of een andere prijs. Kleine kinderen speelden om knopen, stukjes griffel of stukjes pijpensteel. Op Walcheren werd het spel in de straatgoten gespeeld. De schooljeugd speelde het spel gewoonlijk in het najaar, dikwijls ook op weg van en naar school. Bolleketten (diameter 3-5 cm) zijn meestal van gebakken klei met een laagje glazuur.
Auteur
-P.J. Meertens, herz. J. Dekker (2012)
Bronnen
-Ghijsen, H.C.M., (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Krabbendijke, 1998) 121-122.