Bietenmoeheid

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Bietenmoeheid

Een in Zeeland vrij algemeen voorkomende ziekte in bietenvelden, ook wel 'slapers' genoemd; veroorzaakt door het bietencystenaaltje (Heterodera schachtii). Het werd in het begin van deze eeuw waargenomen, wellicht eerder geimporteerd met grondkluitjes, in bietenzand voorkomend (zie ook suikerbiet). Daarnaast kende Zeeland een zeer typische vorm' van besmetting n.l. cysten, die werden aangevoerd via de Schelde, besmet door het afvalwater van Belgische suikerfabrieken. Het bekendste voorbeeld was het be g in van de besmetting in de VOIckerpolder, maar er zijn ook gevallen bekend geworden, waar door schapen de besmetting van de schorren werd meegebracht. Op het land werd de verspreiding in de hand gewerkt door transport met,landbouwwerktuigen, wagens e.d., om vervolgens zulke infecties, dan primair hij de dammen van percelen gelegen, uit te smeren bij het ploegen. In en na de eerste wereldoorlog werd de teelt sterk uitgebreid, wat de aaltjesbesmetting bevorderde, terwijl ook toegenomen koolzaadteelt (waardplant) daaraan bijdroeg. Bestrijding was toen niet mogelijk en vele percelen werden steeds zieker. Na 1940 werd het mogelijk de schade te beperken door een aangepaste (ruimere) vruchtwisseling op basis van grondmonsteronderzoek op bietencystenaaltjes. Hoe zwaar de schade kon zijn, bleek uit een, bij het Instituut voor Rationele Suikerproduktie te Bergen op Zoom het omgebouwde vroegere suikermagazijn van de “Zeeland”), ingezonden monster van 25 (Walcherse) bieten die in september samen, met loof en al, nog geen kilo wogen. Het gunstig effect van de bestrijding is nadien weer geleidelijk teniet gedaan door de sterke uitbreiding van de teelt en vernauwing van de vruchtwisseling. Daar kvvam nog bij, dat de cysten water- dus inundatiebestendig bleken. Thans vindt de bestrijding langs chemische weg plaats, waarbij weliswaar de schade wordt voorkomen of beperkt, doch het aaltje niet wordt uitgeroeid, terwijl deze bestrijding blijvend kostenverhogend werkt.


AUTEUR

M.A. Geuze