Bietekoppen
Rooien van bieten
Bij het handrooien der suikerbieten werd het bovenste deel (de kop) met loof en al van de biet gescheiden. Dit afkappen of koppen van de bieten gebeurde met een speciaal vrij lang en stevig kapmes. In sommige streken werd het loof dan nog eens van de peekop gescheiden en werden die koppen als een uitstekend veevoer verhandeld. Peekoppen met loof en al werden meestal ingekuild in vrij diepe rechthoekige in de grond uit gegraven kuilen, waarop na gereedkomen van deze loofhoop onmiddellijk een zwaar gronddek diende te worden aangebracht. De kuil begon daarop te broeien en de suiker uit de koppen zorgde voor éen zodanige gisting dat de ingelegde peekoppen een uitstekend en graag opgenomen voeder voor mestvee vormden. Ook werd peeloof tesamen met natte pulplaagsgewijs 'ingelegd'. Er gingen via het uit tredende persvocht in zo'n aarden kuil nogal wat voedingsbestanddelen verloren. Na de tweede wereldoorlog is men begonnen betonnen ronde en sleufsilo's te bouwen voor het inkuilen van bietenkoppen (ook wel van gras en snij mais). Melkkoeien mochten dit kuilvoer nooit voor het melken hebben, omdat de melk de geur van het voer aannam (peekopsmaak). Met de algemene invoering van zesrijige rooimachines is het niet of minder goed mogelijk geworden nog schoon bietenloof te winnen en wordt het steeds meer onder geploegd. Zie ook rundvee.
Auteur
-M.A. Geuze