Benjamin Raule/EvZ1982-1984
(Vlissingen febr. 1634 - Hamburg mei 1707). Grondlegger van de Brandenburgse marine, koopman en reder. Raule of Raulé - zijn familie was in de 16e eeuw naar Zeeland uitgeweken - was aanvankelijk een vooraanstaand Zeeuws koopman en reder. Zijn schepen voeren naar Hamburg, naar havens aan de Franse west kust, naar de westkust van Afrika en de Caribische Zee. Hij had belangen in de walvisvaart en aanverwante bedrijven, in de slavenhandel en de vaart op Indië. In Middelburg waar hij zich na zijn huwelijk vestigde, bekleedde hij meermalen belangrijke ambten. Zo trad hij op als thesaurier (1668) en als schepen (1669, 1670, 1674). De ambachtsheerlijkheid Ritthem en de korenmolen aldaar rekende hij tot zijn bezittingen, evenals het landgoed Rosenfelde tussen Middelburg en Vlissingen. In het Rijksarchief te Middelburg wordt een zestal journalen en groot-boeken over de jaren 1664-1673 bewaard die een goed inzicht geven in 's mans veelomvattende activiteiten. Daartoe behoorde ook de kaapvaart. Gedurende de tweede Engelse oorlog fungeerde hij bij tenminste vier kaperschepen als boekhouder, terwijl tijdens de derde Engelse oorlog in ieder geval achttien schepen onder zijn leiding ter kaapvaart voeren. Als gevolg van het uitbreken van de oorlog met Frankrijk (en Engeland) in 1672 leed Raule zware verliezen. Een mogelijkheid tot herstel van zijn financiële positie zag hij toen Zweden (bondgenoot van Frankrijk) Brandenburg (bondgenoot van de Republiek) binnenviel. Samen met anderen verhuurde hij in 1675 een tiental goed uitgeruste en welbemande fregatten aan de grote keurvorst Frederik Willem 1. Onder Brandenburgse vlag veroverden de schepen binnen vier weken 21 rijkgeladen Zweedse koopvaarders. Daar men in de Republiek weinig waardering kon opbrengen voor zijn activiteiten en zijn schuldeisers dreigden hem gevangen te nemen, vestigde Raule zich toen in Brandenburg. Door de keurvorst werd hij benoemd tot `Schiffsdirektor' (1676), 'Oberdirektor in Seesachen' (1677) en uiteindelijk tot `Generaldirektor der Marine' (1681). Met recht kan Raule beschouwd worden als de grondlegger van de Brandenburgse marine. Na de dood van de grote keurvorst in 1688 waren binnen- en buitenlandse invloeden er de oorzaak van dat de vloot, zowel als de overzeese handel en vestigingen in verval kwamen en uiteindelijk verdwenen. Persoonlijke tegenstanders van Raule en de tegenstanders van de Brandenburgse marine spanden tegen hem samen. Hij werd ervan beschuldigd zichzelf te hebben verrijkt; een onderzoek naar zijn handelingen werd gelast en in 1697 werd hij in Spandau gevangen gezet en werden hem zijn goederen en bezittingen ontnomen. Het ingestelde onderzoek werd in 1702 afgesloten; de beschuldigingen bleken niet bewijsbaar. Raule was een gebroken man. Door koning Frederik I van Pruisen werd hem Havelherg in Brandenburg als woonplaats aangewezen; in 1705 werd hem toegestaan zich in Hamburg te vestigen.