Begraven

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Begraven

Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen schreef voor het jaar 1784 de volgende prijsvraag uit 'Dewijl de schadelijkheid der Begravenissen binnen de Steden en Kerken, ten vollen bewezen en vrij algemeen erkend is; welke zijn de verschillende redenen, dat die nadeelige gewoonte in deeze Republyk blyft stand grypen; en welke zyn de beste middelen om dezelve te doen ophouden?'. De antwoorden van mr. Joh. Did. van Leeuwen, Ontfanger Generaal der Middelen van het Kwartier van Nijmegen en van de bekende Corn. Terne, med. doct., lector in de vroedkonst en Stadsvroedmeester te Leiden, werden respectievelijk met goud en zilver bekroond. De eerstgenoemde noemde als voorbeeld van schadelijkheid het openen van een grafkelder in oktober 1783 te Bruinisse, toen de Ambachtsvrouwe moest worden bijgezet. De verpestende lucht was van dien aard, dat de volgende zondag de kerkdienst niet kon worden gehouden. Hij meende dat het begraven binnen de kerken op vooroordelen berustte: een buitenbegrafenis zou, naar men dacht, een schande zijn voor het nageslacht. Hij ried aan, om het opstel, dat J.W. te Water, predikant te Vlissingen, aangaande deze materie in 1775 gepubliceerd had in de 'Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap' te doen herdrukken en tegen geringe prijs aan de man te brengen. Hij adviseerde bovendien het Zeeuwsch Genootschap zijn protector, de Erfstadhouder, te benaderen om het euvel van binnenkerkse begrafenissen te bestrijden. Terne wees op het feit, dat bij verbod de inkomsten van de kerken sterk zouden verminderen. Hij achtte het de plicht van de geestelijkheid met deze financiële argumenten rekening te houden. Ook de niet-bekroonde inzenders gaven als voornaamste redenen van het handhaven der schadelijke wijze van begraven op: oude gewoonte, eerzucht, hoogmoed, eigenbelang en bijgelovigheid. Zoals bekend, verbood Napoleon het begraven in kerken. Koning Willem I heeft het verbod gehandhaafd en de gemeenten verplicht begraafplaatsen aan te leggen.


AUTEUR

A.M. Lauret

LITERATUUR

J.D. van Leeuwen, Antwoord. 's-Gravezande, Aanhangsel. J.W. te Water, Verhandeling over het begraven.