Andries Schraver/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Brouwershaven 27 februari 1754 - Terneuzen 17 april 1827). Hoofdingenieur van de op Franse leest geschoeide waterstaatsdienst. In zijn persoon weerspiegelt zich de overgang van de oude naar de nieuwe Bataafs-Franse-tijd. Schraver begon zijn carrière bij de koopvaardij als kajuitsjongen op een reis naar Portugal. Daar aangekomen nam hij dienst hij een Russisch vlooteskader. Vervolgens werd hij stuurman bij de koopvaardij. Toen, door omstandigheden, zijn schip zonder hem vertrok en met man en muis verging, besloot hij werk aan de wal te zoeken. Hij werd in 1776 metselbaas voor de bezittingen van de gefortuneerde mr. N. Steengracht te Oosterland. Schraver maakte zich door zelfstudie de kennis eigen van constructies van sluizen en uitwateringen. In 1788 werd hij opzichter over de Admiraliteitsgebouwen aan het Zijpe. Zijn revolutionaire ideeën brachten hem op het kussen als vertegenwoordiger van het volk van Zeeland (1795). Hij sprak er forse taal met demagogische accenten. In 1796 werd hij aangesteld als adjunct-inspecteur van de zeewerken. In het zelfde jaar volgde tevens zijn benoeming tot ondercommies van het waterschap Schouwen. Zijn aanstelling tot commissaris inspecteur met toezicht op de dijken volgde in 1807. Het jaar 1808 was het glansjaar in zijn loopbaan: onvermoeibaar zag hij kans de grote schade (46 di jkgaten toegebracht door de stormvloed van 15 januari van dat jaar), in drie maanden te herstellen. Op 30 maart 1808 volgde zijn benoeming tot inspecteur van waterstaat van het 11de district (Noord-Zeeland). Zijn benoeming tot Ingenieur et chef du Corps Impérial des ponts et chaussées, gedateerd 2 februari 1811, ontving hij toen hij zich te Parijs bevond ter bespreking van zijn ontwerpen tot afdamming van het Sloe en de Oosterschelde bij Bath. Bij de regeling van de organisatie van de waterstaat van 25 juli 1816 werd mutatis mutandis de Franse organisatie gehandhaafd: 25 december 1816 werd Schraver benoemd tot hoofdingenieur van de eerste klasse. Met ingang van 1 januari 1825 werd hem zijn maximum pensioen uitbetaald ofschoon hij maar recht had op 28 dienstjaren. Deze self-made man, overtuigd van eigen kwaliteiten, eigenzinnig van aard, miste in de laatste jaren, door het vaste gareel van de dienst, zijn vroegere speelruimte. Typerend voor hem is, dat hij in een door hem geschreven stuk, getiteld 'Een blik op Zeeland', scherp stelling neemt tegen de uitspraak dat 'het behoud van Zeeland de kosten eigenlijk niet waard was' met de woorden 'Zeeland strekt het gehele land tot bolwerk tegen de oceaan en zou zonder rijkssubsidiën tot aller verderf te gronde gaan'.