Afwatering

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Afwatering

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Het op natuurlijke of kunstmatige wijze afvoeren van overtolligwater, in het bijzonder van onder de gemiddelde zeespiegel gelegen poldergebieden; wordt ook wel suatie genoemd. Gemiddeld moet jaarlijks ongeveer 400 mm water, afkomstig van neerslag en kwel, naar zee worden afgevoerd. In Zeeland geschiedde dit oorspronkelijk op natuurlijke wijze via uitwateringsof suatiesluizen, die veelal werden gebouwd op die plaatsen in de zeedijk waar een geul of kreek was afgedamd. Omstreeks 1900 telde men ca. 115 grote en kleine suatiesluizen. Inklinking van de bodemvooral van oudere polders, veroorzaakte dat in natte perioden de afwatering dikwijls onvoldoende was. Men trachtte de toestand te verbeteren door het plaatsen van watermolens molens). Zeeland kreeg in 1877 op Schouwen zijn eerste stoomgemaal. Sindsdien is de kunstmatige afwatering tot ontwikkeling gekomen; via motor- en dieselgemalen kwam men voor een groot deel van Zeeland tot elektrische bemaling, die zelfs ineen aantal gevallen geautomatiseerd is. De eisen, tegenwoordig gesteld aan de moderne landbouw en de uitvoering van de Deltawerken hebben er mede toe bijgedragen dat de meeste afzonderlijk lozende polders zijn samengevoegd tot grotere afwateringsgebieden. Op de nieuwe Waterstaatkaart voor Zeeland staan 82 afwateringseenheden aangegeven.


AUTEUR

M.H. Wilderom


LITERATUUR

De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen. Wilderom, Tussen afsluitdammen II-IV.