Adrianus Beverland/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Middelburg ca.1652 - Londen 14 dec.1716). Letterkundige en vrijdenker. Na in zijn geboortestad de Latijnse school bezocht te hebben, studeerde hij rechten te Leiden, waar hij 20 september 1673 staat ingeschreven, zijnde 20 j. oud (Album Studios. kol. 585). Rijk, dank zij de enorme som die hij erfde van zijn vader, een handelsman en bijzonder intelligent heeft hij naar het oordeel van velen beide gaven misbruikt door zijn 'onzedelijke' geschriften; hij laat het 16e -eeuwse, mogelijk door bisschop Della Casa (1503-1556) geschreven, Laus pedastriae herdrukken en van zijn eigen hand verschijnt het niet minder gerucht makende: Peccatum originale (Amsterdam 1678). In dit boek, dat overigens van een grote belezenheid getuigt, keert hij zich tegen Spinoza en betoogt dat de zondeval zinnebeeldig is op te vatten; de oorspronkelijke zonde is niets anders dan de natuurlijke genegenheid van de ene sekse voor de andere. Al in 1679 verschijnt te Leiden de tweede druk, maar nu met de naam van de auteur. Het resultaat van zijn vermetelheid is dat hij door de vierschaar van de Leidse Universiteit wordt veroordeeld tot herroeping van het werk, de belofte onder ede nimmer iets dergelijks te zullen schrijven, een boete van 100 zilveren dukatons en verbanning buiten Holland, West-Friesland en Zeeland, waarna hij zich te Utrecht als student inschrijft (1679). Ook daar baart zijn 'losbandig' leven zoveel opzien dat hem tenslotte door destadsregering verder verblijf wordt ontzegd. Hij zou vervolgens Vox clamantis in deserto (Middelburg 1681), hebben geschreven, een hekelschrift tegen de magistratuur van de Leidse Universiteit doch dit blijkt van Alardus Uchtmannus te zijn. In 1680 geeft hij (een herdruk 7) van Justiniani de Stolatae Virginitatis jure, uit terwijl men de uitgave van een verhandeling over de prostitutie in de Oudheid weet te verhinderen. Mogelijk is ook door hem geschreven: Eerste Pleidoy van Mr. A.B. Rechtsgeleerde, in cas. van Falsiteit (1677). Uitgeweken naar Engeland promoveert hij tenslotte te Oxford tot dr. jur. Tot zijn vriendenkring aldaar behoort o.a. Vossius (1618-1689) die hem een inkomen uit kerkelijke goederen weet te bezorgen. Ook is hij enige tijd in betrekking bij Vaughan als 'gentleman of horse' (1683-1685). Naast enige hekelschriften, tegen zijn theologische tegenstanders gericht, schrijft hij: De Fornicatione cavenda admoniti, sive adhortatio adpudicit lam et castitatem, waarin hij berouw toont over zijn leven en werk, maar of die oprecht is valt te betwijfelen want hij gaat op de oude voet verder. Op het eind van zijn leven lijdt hij aan vervolgingswaanzin en zwerft berooid door Engeland. Na zijn dood verschijnt nog: De Prostibulis veterum. Notoir slachtoffer van calvinistische onverdraagzaamheid door het sterk erotische karakter van zijn geschriften, wordt hij tegenwoordig meer gewaardeerd.