Adriaan Banckert

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Adriaan Banckert
AdriaanBanckert.jpg
Adriaen Banckert, gravure van Christiaan Hagen, 1695
Geboren ? ? 1618 Vlissingen
Overleden 22 april 1684 Middelburg
Beroep luitenant-admiraal en Admiraliteitsraadslid
VIAF A. Banckert


Inleiding

Tijdens zijn diensttijd van bijna vijftig jaar was Adriaan Banckert bij vrijwel alle belangrijke zeeslagen in drie Engelse Oorlogen actief. Hij klom op van scheepsjongen tot Kapitein-ter-zee, om uiteindelijk in de hoogste functie als luitenant-admiraal van de admiraliteit Zeeland te eindigen. Vooral tijdens de Derde Engelse Oorlog gaf hij blijk van groot tactisch inzicht en door behendig te manoeuvreren wist hij meermalen sterkere tegenstanders te verslaan. Politieke machinaties stonden een aanstelling als luitenant-admiraal van de vloot van de Republiek in de weg, waardoor zijn carrière toch nog te vroeg eindigde.

Van appointe tot kapitein-ter-zee

Adriaan Banckert (1618-1684) was de oudste zoon van vice-admiraal Joos Banckert de Oude (1599-1647). Hij had twee jongere broers: Joos de Jonge (ca. 1620-1653), Johan (1628-1665) en een zus, Johanna. Hij zou al op jonge leeftijd, in 1625, door zijn vader mee aan boord zijn genomen. Dat voedt het vermoeden dat Adriaan in 1618 of misschien wel daarvoor is geboren, maar zeker is dit niet. Wat wel vaststaat is dat hij als knul van ongeveer twaalf jaar aan boord van het admiraliteitsschip Middelburg, diende waarop zijn vader kapitein was. Hij werd op 12 mei 1631 aangesteld als ‘appointe’ (opstapper) en ingeschreven als Adriaan van Trappen. Zijn vader kreeg deze reis het commando over een blokkadevloot voor de Vlaame kust. Het was in de familie de gewoonte om jonge zeevarende zonen bij een oom of vader aan boord te plaatsen.[1]

Vanaf 1642 was Adriaan Banckert schipper op een klein scheepje van de admiraliteit. De eerste vermelding van Adriaan als kapitein is bij zijn aanstelling op de Zirczee op 10 januari 1643. De expeditie was opgezet ter konvooiering van de visserij. Wellicht zal Banckert in die periode vaak genoeg tussendoor in Vlissingen zijn geweest, maar het dienstverband werd pas op 30 juni 1645, beëindigd. Daarna was Adriaan Banckert mogelijk kapitein op het schip waarmee zijn vader in 1647 als vlagofficier huiswaarts keerde en overleed. Na de begrafenis in Vlissingen zou Adriaan uitsluitend nog de Zeeuwse admiraliteit dienen. In 1649 voerde hij het bevel over de Tholen, een galjas van 22 stuks geschut. Tijdens het eerste jaar van de Eerste Engelse Oorlog was hij vlaggenkapitein van vice-admiraal Johan Evertsen, in welke hoedanigheid hij verschillende zeeslagen meemaakte. Het schip van Adriaan Banckert zonk in de Zeeslag bij Ter Heijde (1653), waarna hij vervolgens in krijgsgevangenschap belandde. Door een snelle uitwisseling van gevangenen kwam hij na de Vrede van Westminster spoedig vrij.[2]

Op 26 april 1644 huwde Adriaan Banckert met de admiraalsdochter Adriaenken Pieters. Ita uit Vlissingen. Zij overleed echter al twee jaar later. Zijn tweede huwelijk was met de Zierikzeese regentendochter Agatha Anthonia van der Meersche. Het echtpaar ging aan de Nieuwe Haven in Vlissingen wonen en kreeg een zoon en een dochter: Adriaan (de Jonge ca. 1648-1678) en Josyna. Op 7 februari 1671 trouwde Banckert voor de derde maal, ditmaal met Johanna Constantia Cau, de weduwe van Abraham Biscop (de equipagemeester bij de admiraliteit van Zeeland). Het was gebruikelijk binnen de kring van officieren van de admiraliteit huwelijkskandidaten te zoeken. Adriaan Banckert was bijvoorbeeld een zwager van Cornelis Evertsen de Oude (1610-1666) en de (stief)schoonvader van Carel van de Putte.[3]

Het gevecht bij Hven

In de jaren 1658-1659 commandeerde Banckert het schip Zeeridder dat deel uitmaakte van de vloot onder luitenant-admiraal Jacob van Wassenaer van Obdam die in de Noordse wateren opereerde. De Nederlandse vloot zou zich bij het slot Kronenburg een doortocht banen door de Zweedse blokkade en daarna het belegerde Kopenhagen ontzetten. Banckert nam deel aan de Slag in de Sont (8 november 1658). Na de slag legden Nederlandse schepen een blokkade rond Landskrona, zodat de Zweedse vloot niet uit kon varen. Banckert kwam daarbij zelf in het ijs vast te zitten, waarna hij werd ingesloten, maar door standvastig te blijven vechten en zijn geschut met keien te laten vullen (bij gebrek aan ammunitie) wist hij zijn belagers toch tot de aftocht te dwingen. Na dit gevecht actie werd hij door de Deense koning op audiëntie ontvangen.

De Tweede Engelse Oorlog

Episode uit de Vierdaagse Zeeslag, 11-14 juni 1666, in de Tweede Engelse Zeeoorlog (1665-1667), toegeschreven aan Willem van de Velde (I), 1666 - 1693, olieverf op doek, bron: Rijksmuseum.nl

In juli 1661 werd Adriaan Banckert samen met enkele andere Zeeuwse kapiteins onder het bevel van schout-bij-nacht Cornelis Evertsen de Oude uitgezonden om zich bij Cadiz te verenigen met het eskader onder De Ruyter. Dit had tot taak de Barbarijse zeerovers te bestrijden. In januari 1663 keerde Banckert terug naar huis. Tijdens de Tweede Engelse Oorlog voer hij in 1664 als vice-admiraal op de Vere en een jaar later op het nieuwe vlaggenschip Tholen met Abraham Crijnssen als kapitein.[4] Banckert was inmiddels in aanzien geklommen en kwam in aanmerking voor bevordering tot schout-bij-nacht. Deze functie was vrijgekomen na de bevordering van Johan Evertsen door de admiraliteit Zeeland tot luitenant-admiraal.[5] De eerste slag van de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667), die bij Lowestoft, op 12 juni 1665, verliep chaotisch. Er was amper tactiek besproken en er waren niet minder dan zeven smaldelen gevormd. De positie van de officieren in de vloot was onduidelijk met als gevolg dat toen opperbevelhebber Van Wassenaer Obdam en zijn tweede man waren gesneuveld een deel van de vloot Evertsen volgde en een ander deel de Hollander Cornelis Tromp. De Ruyter zou na zijn terugkeer uit de West, in augustus 1665, het opperbevel over de vloot krijgen. Na de slag bij Lowestoft nam Johan Evertsen ontslag en werd Banckert, die zich had weten te onderscheiden, benoemd tot vice-admiraal. In een brief aan de admiraliteit van Zeeland schreef hij: ‘Ick sal Godt bijden dat ick het ampt als een eerlick soldaet mach uitvoeren; doen is beeter als veel seggen.’ In populaire woorden: ‘geen woorden, maar daden.’[6] In 1666 nam Banckert deel aan twee zeeslagen. Tijdens de Vierdaagse Zeeslag, van 11-14 juni voerde hij zijn vlag aan boord van de Tholen in het eskader van luitenant-admiraal Cornelis Evertsen (de Oude). Tijdens het slotgevecht van de Vierdaagse Zeeslag wist Banckert tot twee maal toe door de Engelse linie te breken.[7] Hij kon de vijandelijke linies zodoende aan beide zijden beschieten. Op 4 en 5 augustus 1666 volgde de Tweedaagse Zeeslag. Johan Evertsen, die na het sneuvelen van zijn broer weer in dienst was getreden, commandeerde het eskader waar Banckerts smaldeel toe behoorde. Ditmaal verliep de zeeslag fortuinlijk. De Tholen werd van alle zijden belaagd en tot zinken gebracht. Banckert kon ontsnappen in een sloep naar het schip van De Haes. Hoewel hij hierna nog drie koopvaarders wist te beschermen kon hij niet meer actief aan de slag deelnemen.[8] Omdat Johan Evertsen sneuvelde kon Adriaan Banckert, na 24 jaar de admiraliteit Zeeland gediend te hebben opklimmen naar het hoogste ambt van luitenant-admiraal. Hij kon zich echter niet meer bewijzen omdat het Zeeuwse eskader te laat arriveerde om nog aan de tocht naar Chatham deel te nemen.[9]

Nadat zijn moeder in 1666 was overleden woonde Banckert aan de Nieuwe Haven in het huis dat hij in 1655 met haar had geruild tegen zijn huis aan de Bierkaai. In 1668 verhuisde hij naar Middelburg. Dit had wellicht te maken met zijn nieuwe status. Alle notabelen woonden immers in de hoofdstad van de provincie. In de Lange Noordstraat kocht hij het huis met de onheilspellende naam ‘de Hel’, dat hij omdoopte in ‘de Trappen’, een verwijzing naar zijn oorspronkelijke familienaam.[10]

De Derde Engelse Oorlog

Toen in 1671 de politieke situatie met Engeland verslechterde, commandeerde Banckert één van de drie eskaders die naar zee gezonden werden.[11] Tijdens de zeeslagen van de Derde Engelse Oorlog zou de vloot van de Republiek steeds in een vast verband en volgens vaststaande instructies opereren.[12] De vloot was samengesteld in drie eskaders, waarvan Van Ghent en later Cornelis Tromp het voorste eskader aanvoerde, De Ruyter het commando voerde over het middelste eskader en Banckert de vlag van het achterste eskader. Een eskader was weer onderverdeeld in drie smaldelen.

Op 7 juni 1672 vond met de Engels-Franse vloot, onder bevel van de Duke of York (1633-1701) de Slag bij Solebay plaats. Banckert bond meteen de strijd aan met de Franse vice-admiraal Jean graaf d’Estrées (1624-1707). Hij slaagde er in om met zijn vijftien Zeeuwse en Friese schepen het eskader van de d’Estrées met zijn 31 schepen van de hoofdmacht te scheiden. Toen d’Estrées overstag ging, volgde Banckert hem, waarbij hij het voordeel van de wind hield. De hoofdmacht van de geallieerde vloot werd nu door de overige eskaders van De Ruyter en Van Ghent aangevallen. Na afloop van de strijd was er kritiek op Banckert, die aan zijn been gewond was geraakt, want hij zou de Fransen hebben ontzien en De Ruyter waarschuwde ervoor de gelederen goed gesloten te houden, want ofschoon hij de linie van de tegenstander had doorbroken, betekende het ondernemen van een dergelijke actie dat men de tegenstander de gelegenheid gaf hetzelfde te doen.[13]

Zeeslag op Schoonevelt, 7 juni 1673, Petrus Johannes Schotel, Ruurt de Vries, Frans Buffa en Zonen, 1848 - 1855, lithografie, bron: Rijksmuseum.nl

Op 7 en 14 juni 1673 werd de Slag bij Schooneveld voor de Zeeuwse kust uitgevochten, waarbij Adriaan Banckert het schip Walcheren commandeerde. Een gecombineerde macht van 140 oorlogsbodems achtervolgde de Nederlandse vloot vanaf de Theemsmonding en bedreigde de Republiek. In de beproefde slagorde wachtte de vloot onder De Ruyter de vijand op voor de kust. De Engelse en Franse kapiteins vreesden de vele zandbanken en voeren dicht op elkaar naar de Nederlandse linie. Door hun verwarde formatie en aarzeling konden de geallieerde eskaders hun getalsovermacht en vuurkracht niet uitbuiten. De Nederlanders handhaafden gedisciplineerd hun linies. Banckert leidde in het zuiden het gevecht tegen het twee maal sterkere eskader van admiraal Spragg. De Ruyter besloot met zijn eskader tot een onverwachte manoeuvre door later op de middag overstag te gaan en voorlangs het eskader van ‘d Estrées te kruisen en daarna een westelijke koers aan te leggen waardoor de geallieerde vloot tussen de linies van de eskaders van De Ruyter en Banckert in kwam te liggen, en zware schade opliep. Door deze actie waren de Fransen in verwarring geraakt. Daarna herstelden Banckert en De Ruyter de slaglinie weer en voeren noordwaarts om Tromp te hulp te snellen. Het overwicht was nu gekeerd. De Ruyter zorgde er met zijn acties voor dat een eskader Franse schepen richting Banckert werd gedreven. Deze was intussen slaags geraakt met een deel van het Engelse eskader. Met een handige zeilmanoeuvre wist Banckert een deel van zijn Engelse belagers buitenspel te zetten zonder dat hiervoor noemswaardig strijd geleverd hoefde te worden. Tegen zes uur ‘s avonds overzag De Ruyter de situatie, veranderde van koers om de schepen van Banckert bij te staan. De uiteen geslagen geallieerde vloot vluchtte en werd door de Nederlanders achtervolgd.[14] Schade aan de tuigage maakte dat Banckert het strijdtoneel moest verlaten.

Voor het treffen bij Kijkduin in augustus 1673 bestond de Nederlandse vloot uit zestig schepen en vijftien fregatten. De vijandelijke vloot bestond uit circa honderdveertig zeilen. Na het aanbreken van de dageraad op 21 augustus koerste de vloot met een gunstige oostenwind noordwaarts op de Britten en Fransen af. Nadat beide vloten overstag waren gegaan vormde Banckert de voorhoede. Rond halfacht ’s ochtends ontbrandde de strijd tussen d’Estrées en Banckert. d’Estrées hield spoedig af en liet zijn vice-admiraal Martel de kastanjes uit het vuur halen. De geheime opdracht van Lodewijk XIV aan d’Estrées was namelijk zijn schepen zo veel mogelijk te ontzien, maar dat wist Martel niet. Tijdens de slag wist Banckert met een salvo zijn rivaal d’Ailly dodelijk te treffen.[15] Martel trachtte met zijn smaldeel door de wind te gaan (overstag gaan zodat de wind aan de andere zijde van het schip invalt), waardoor hij de loefzijde zou pakken (de zijde waar de wind op staat), Hij kon dan Banckerts vloot aan bakboord bestoken en zo tussen twee vuren plaatsen. Dit werd echter spoedig opgemerkt door Banckert die zich geen moment bedacht. Marinehistoricus A.T. Mahan merkte hierover op: ‘(…) as soon as Bankert saw the danger, he put his helm up and ran through the remaining twenty ships of d’Estrées squadron with his own twelve –a feat as creditable to him as it was discreditable to the French.’[16] Martel bemerkte ondertussen dat hij met te weinig schepen over was om de strijd aan te kunnen gaan en trok zich ook terug. Banckert voorzag dat het verstandig was om niet met zijn gehele eskader de achtervolging in te zetten. Hij liet daarom een klein smaldeel achter en trok met de overige schepen naar het eskader van De Ruyter toe, waar Van Nes in moeilijkheden verkeerde. De Engelsen namen hierop de vlucht en het invasiegevaar van de Republiek was afgewend. Uit onvrede over de onwil tot actie bij de Fransen verbraken de Engelsen de coalitie en sloten de Tweede Vrede van Westminster met de Republiek.[17]

Waardering

Bij de audiëntie van de eskadercommandanten bij de Staten-Generaal waren de officieren van de Zeeuwse admiraliteit niet vertegenwoordigd. Tot Banckerts teleurstelling waren alleen Van Nes, Tromp en De Ruyter door de Staten-Generaal ontboden. Meer vernederingen zouden volgen. De Staten van Holland beloonden De Ruyter met een rentebrief van 6.000 gulden en Van Nes en Tromp met een rentebrief van 4.000 gulden. Hierop besloten de Staten van Zeeland Banckert eveneens met een rentebrief van 4.000 gulden te belonen.[18]

De zeemacht van de Republiek werd hierna in twee vloten verdeeld om de Fransen wereldwijd te kunnen bestrijden. Tromp zou de Franse Atlantische kust bestoken en Banckert en de Rotterdammer Aert Jansse van Nes werden onder hem geplaatst. In 1667 was er een officiële lijst opgemaakt waarin de volgorde van de vlagofficieren werd vermeld. Daarin was Banckert als eerste na De Ruyter genoemd. Tromp besloot zijn vloot in tweeën te splitsen en zeilde zelf naar de Middellandse Zee. Hij liet het eskader op de Atlantische kust onder het bevel van de jongere Van Nes plaatsen, met Banckert als tweede man.[19] Deze liet zich niet kennen en bleef onder Van Nes opereren, maar de kwestie zat hem hoog. Banckert zelf noemde zijn aanstelling onder Tromp en daarna Van Nes een besluit ‘Dat my vry hart valt…, dat de vlagge van de provintie van Zeeland altijd moet aghter staen, even als off haer Luitenant-Admirael niet bequaem was, om een esquadron ofte vlote te connen commanderen.’[20] De admiraliteit van Zeeland nam het zelfs nog hoger op. Zij eisten van de stadhouder dat Tromp daarover rekenschap en voldoening zou afleggen. Maatregelen zijn nooit meer genomen en het lijkt er sterk op dat dit een vooropgezet plan van Willem III en diens protegé Tromp is geweest. Voor de Zeeuwse admiraliteit was de maat nu vol: ze besloot dat Banckert niet meer zou uitzeilen en ook zou er geen andere luitenant-admiraal meer worden aangesteld.[21]

Banckert kreeg een functie als belangrijkste ’raadsman’ (adviseur) van de Zeeuwse admiraliteit. Hij kreeg in 1678 zelfs een zetel in de admiraliteitsraad, een uitzondering voor een vlagofficier. Op 22 april 1684 overleed Banckert. Hij werd begraven in de St-Pieterskerk te Middelburg, maar kreeg geen praalgraf, Dat was alleen voorbehouden aan admiraals die in het gevecht waren gesneuveld.[22] Hij was ruim 32 jaar onafgebroken in dienst van de admiraliteit zonder ooit zwaargewond te raken. Banckert kreeg voor zijn beslissende acties in vele zeeslagen niet de eer die hem toekwam, omdat hij onder opperbevel van een ander stond. Ofschoon er niet veel over het privéleven van Adriaan Banckert bekend is, had hij waarschijnlijk een nog bescheidener inborst dan De Ruyter. Banckert gehoorzaamde altijd zijn superieuren, ook als hij het niet met hen eens was en moest veel geduld uitoefenen voordat hij een functie als vlagofficier kreeg.[23]

Het gevecht van Michiel Adriaensz de Ruyter tegen de hertog van York op de 'Royal Prince' tijdens de zeeslag bij Solebay, 7 juni 1672: episode uit de Derde Engelse Zeeoorlog (1672-74), Willem van de Velde (II), 1691, olieverf op doek, bron:Rijksmuseum.nl

Om gezichtsverlies te voorkomen werd hij in 1674 om maritiem-politieke redenen uit zijn functie ontheven. Omdat de Staten van Holland hadden geweigerd een Zeeuwse luitenant-admiraal aan te stellen als vlootvoogd ontbeerde de vloot in 1675-76 een kundig onderadmiraal. Banckert zou waarschijnlijk de bedoelingen van De Ruyter tot uitvoering hebben kunnen brengen en diens eskader in de Middellandse Zee een beslissende bijdrage hebben kunnen leveren. In plaats daarvan verbleef Banckert in de vergaderzaal van het admiraliteitscollege terwijl De Ruyter op een zelfmoordmissie werd uitgestuurd. Toen de Derde Engelse Oorlog in 1672 aanving stond De Ruyter aan Banckert een veel grotere zelfstandigheid toe dan zijn voorgangers hadden genoten. Hij kweet zich dusdanig van zijn taak dat in ieder geval de Franse en Engelse zeehistorici hun nederlaag bij Solebay aan de manoeuvres van Banckert toeschreven. De daarop volgende zeeslagen bij Schooneveld van 1673 verliepen niet in Banckerts voordeel. In de laatste slag van de oorlog, bij Kijkduin kon Banckert weer wel opnieuw zijn vrijheid gebruiken om naar eigen inzicht te handelen. Hij sneed opnieuw het Franse eskader af en nadat dezen op de vlucht sloegen greep hij in om de strijd tussen De Ruyter en Prins Rupert en Tromp tegen Spragg in het voordeel van de Nederlanders te doen beslissen.[24] De ooggetuigen die de Slag bij Kijkduin gadesloegen, erkennen Banckert als de man die de Fransen belette de bongenoten te ondersteunen. Nadat dit doel was bereikt wist hij zich ook nog eens door het Franse eskader heen te slaan en, met alle zeilen bij, zich naar de hoofdmacht te haasten om de overwinning te behalen. De Fransen, die meer dan de Nederlanders en de Engelsen geneigd zijn tot theoretisch-zeetactische beschouwingen hebben zijn manoeuvres in deze slag nauwkeurig bestudeerd. De Fransman Castex verklaart de nederlaag bij Kijkduin, door De Ruyter te prijzen wegens ‘onbeperkte vertrouwen en talenten van Banckert’ en ‘de brutaliteit van Banckert, een vreselijk gevaarlijke tegenstander, maar op basis van diepe kennis van zijn tegenstander en diens onvermogen tot manoeuvreren.’ Hij eindigt met: ‘De commodore toont zich een waardige luitenant van de geniale admiraal.’[25]

Adriaan Banckert wordt wat betreft zijn tactisch inzicht en leiderschap over zijn eskader tot de bekwaamste vlootvoogden van de Gouden Eeuw gerekend.

Auteur

-Johan Francke, 2015

Bronnen

Literatuur

-Colenbrander, H.T., Bescheiden uit vreemde archieven omtrent de groote Nederlandsche zeeoorlogen, 1652-1676, 2 dln, RGP 19 (Den Haag: Nijhoff, 1919).

-Eekhout, Luc, Het admiralenboek. De vlagofficieren van de Nederlandse marine 1382-1991 (Amsterdam 1992).

-Johan Francke, '"Geen woorden maar daden" Luitenant-admiraal Adriaan Banckert', in: Tobias van Ghent en Ruud Paesie (red.), Zeeuwse zeehelden uit de zestiende en zeventiende eeuw (Vlissingen, 2012).

-Gent, T. van, 17 zeventiende eeuwse admiralen en hun zeeslagen (Den Haag, 2000).

-Grove, G.L., ‘Adriaen Banckers en zijn gevecht bij het eiland Hveen in 1659’, in: Oud Holland. Nieuwe Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlandsche Kunst, Letterkunde, Nijverheid, enz. 20 (1902) 129-153. Het artikel van de Deense historicus G.L. Grove verscheen oorspronkelijk als ‘Adriaen Banckerts og hans Kamp ved Hveen i 1659’, in: Tidsskrift for Søvaesen, Kjöbenhavn (1902).

-Jonge, J.C. de, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel (Haarlem, 2de dr., 1858).

-___________, Het Nederlandsche zeewezen. Tweede deel (Haarlem, 2de dr., 1858).

-Mahan, A.T., The influence of Sea Power upon history, 1660-1783. facs. ed. 1987 (Boston, 5de dr. 1894).

-Moer, A. van der, ‘Adriaen Banckert (ca. 1618-1684)’, in: Marineblad (1998) 110-117.

-Raven, G.J.A., ‘De Banckerts. De naamgevers en voorgangers van de standaard- en luchtverdedigingsfregatten, deel 4’, in: Marineblad (1982) 518-526.

-Warnsinck, J.C.M., Admiraal De Ruyter. De zeeslag op Schooneveld juni 1673 (’s-Gravenhage, 1930).

-_______________, Twaalf doorluchtige zeehelden (Amsterdam, 1941) 114-126.


Dagbladen en periodieken:

-Vlissingsche Courant, 28 mei 1921, pag. 1; 12 mei 1928, pag. 1.

-Zierikzeesche Nieuwsbode, 6 mei 1993.


Archivalia:

Peter F. Poortvliet, Den Helder

-database van Zeeuwse opvarenden.


Zeeuws Archief, Middelburg (ZA)

-Rekenkamer C, inv. nrs. 6394, 6443, 6453, 6473, 6483, 6785, 6999, 8114, 8124, 8153, 8203a en 8233, Rekeningen van de Admiraliteit Zeeland.

-Notulen Admiraliteit Zeeland, inv.nrs. 2456-2458, 23 augustus 1626 en 11 juli 1665.


Gemeentearchief Vlissingen (GAV)

-Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen.

Noten

  1. Grove, ‘Adriaen Banckers’, 145; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 110; ZA, 508 Rekenkamer C, inv.nr. 8233. Rekeningen Admiraliteit Zeeland; Vlissingsche Courant, 12 mei 1928; Raven, ‘De Banckerts’, 522 en De Jonge, Zeewezen. Eerste deel 456.
  2. ZA, 508 Rekenkamer C, inv.nr. 6785. Rekeningen Admiraliteit Zeeland; Raven, ‘De Banckerts’ 522; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 110-111; Warnsinck, Twaalf doorluchtige zeehelden, 118 en Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 74-75.
  3. GAV, Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen, pag. 483-484; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 110 en Raven, ‘De Banckerts’ 519, 522.
  4. Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 111 en ZA, 508 Rekenkamer C, inv.nr. 6999. Rekeningen Admiraliteit Zeeland.
  5. Raven, ‘De Banckerts’ 523; ZA, Resoluties Staten van Zeeland, 19 december 1664 en De Jonge, Zeewezen. Eerste deel 686-688.
  6. Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 112.
  7. Eekhout, Luc, Het admiralenboek 22-23; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 112; Colenbrander, Bescheiden, Eerste deel 1652-1667 220, 230-232, 377-378; Raven, ‘De Banckerts’ 524; ZA, Notulen Admiraliteit van Zeeland, 11 juli 1665 en De Jonge, Zeewezen. Tweede deel 32.
  8. Colenbrander, Bescheiden, Eerste deel 1652-1667 430, 418, 449 en Raven, ‘De Banckerts’ 524.
  9. Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 112-113; Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen, 75-76 en Raven, ‘De Banckerts’ 524.
  10. Raven, ‘De Banckerts’ 524 en Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 113.
  11. Idem.
  12. De instructies zijn vervat in L. Sylvius, Historien onses Tijds 1669-1679 (Amsterdam 1685-1699) 595 e.v.
  13. De Jonge, Zeewezen. Tweede deel 298-308; Raven, ‘De Banckerts’ 524-525; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 113 en Van Gent 17 zeventiende eeuwse admiralen 76-78.
  14. Warnsinck, De zeeslag op Schooneveld 38-39, 43-59; Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 76-78 en Zierikzeesche Nieuwsbode, 6 mei 1993, pag. 4.
  15. Colenbrander, Bescheiden, Tweede deel 1667-1676 338.
  16. Mahan, A.T., The influence of Sea Power, 153.
  17. De Jonge, Zeewezen. Tweede deel 410-423, 425-428; Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 74 en Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 114-115.
  18. Warnsinck, Twaalf doorluchtige zeehelden 120-121.
  19. Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 113, 115.
  20. De Jonge, Zeewezen. Tweede deel, 505-506.
  21. Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 74; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 115 en Raven, ‘De Banckerts’ 525-526. Banckert in een brief van 9 augstus 1674 aan de Admiraliteit Zeeland. Ook Van Nes voelde zich gepasseerd; hij was de eerste officier van het college van de Maze, het oudste college van alle vijf en was de plaats van luitenant-admiraal toegezegd. Hij zou na deze tocht ook nooit meer naar zee terugkeren.
  22. GAV, Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen, pag. 536. Zijn weduwe, Johanna Constantia Cau overleed op 13 november 1692 en werd in het graf bijgezet.
  23. Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 116.
  24. Warnsinck, Twaalf doorluchtige zeehelden 118-123, 125-126.
  25. Idem