Garnalen: verschil tussen versies

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
(Importing text file)
 
k
Regel 3: Regel 3:
 
}}
 
}}
  
Leewis, R.J., G.R. Heerebout en Ch. Jacobusse (red.), 2010. Zeefauna in Zeeland, deel 2; Kreeften, krabben en garnalen. Fauna Zeelandica, deel 5, Stichting het Zeeuwse Landschap, Wilhelminadorp: 144 pp.
+
GARNALEN.  
 
+
Zijdelings afgeplatte *schaaldieren met sterke achterlijfspoten, die bij het zwemmen gebruikt worden. Langgerekt, flauw naar onderen gebogen achterlijf, waar de wijfjes hun eieren aan vast kleven. Ze leven van kleine, ook dode, dieren en van zwevend organisch materiaal. Uit de Zeeuwse wateren zijn achttien soorten bekend, de meeste zijn echter zeldzaam. Slechts drie soorten zijn algemeen: de gewone garnaal (Crángon crángon) en twee soorten steurgarnalen, die geen afzonderlijke Nederlandse namen bezitten (Palaémon élegans en P. várians).
[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1681021 http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1681021]
 
 
 
 
 
RINGSPRIETGARNAAL
 
 
 
(Pandalus montagui Leach, 1814)
 
 
 
 
 
ZADELGARNAAL
 
 
 
(Pandalina brevirostris Rathke, 1845)
 
 
 
 
 
KREEFTGARNAAL
 
 
 
(Athanas nitescens Leach, 1813)
 
 
 
 
 
VERANDERLIJKE STEURGARNAAL
 
 
 
(Hippolyte varians Leach, 1814)
 
 
 
 
 
VERSCHOLEN GARNAAL
 
 
 
(Eualus occultus Lebour, 1936)
 
 
 
 
 
WAAIERGARNAAL
 
 
 
Thoralus cranchii Leach, 1817)
 
 
 
 
 
GEWONE STEURGARNAAL
 
 
 
(Palaemon elegans Rathke, 1837)
 
 
 
 
 
LANGNEUSSTEURGARNAAL
 
 
 
(Palaemon longirostris H. Milne Edwards, 1837)
 
 
 
 
 
GEZAAGDE STEURGARNAAL
 
 
 
(Palaemon serratus Pennant, 1777)
 
 
 
 
 
ROODSPRIETGARNAAL
 
 
 
(Palaemon adspersus Rathke, 1837)
 
 
 
 
 
RUGSTREEPGARNAAL
 
 
 
(Palaemon macrodactylus Rathbun, 1902)
 
 
 
 
 
BRAKWATERSTEURGARNAAL
 
 
 
(Palaemonetes varians Leach, 1814)
 
 
 
 
 
KORTPOTIGE NIKAGARNAAL
 
 
 
(Processa modica Williamson, 1979)
 
 
 
 
 
DIKKE NIKAGARNAAL
 
 
 
(Processa edulis Risso, 1816)
 
 
 
 
 
MAGERE NIKAGARNAAL
 
 
 
(Processa nouveli Al-Adhub & Williamson, 1975)
 
 
 
 
 
DRIEPUNTSGARNAALTJE
 
 
 
(Philocheras trispinosus Hailstone, 1835)
 
 
 
 
 
GROEFSTAARTGARNAAL
 
 
 
(Crangon allmanni Kinahan, 1857)
 
 
 
 
 
GEWONE GARNAAL
 
 
 
(Crangon crangon Linnaeus, 1758)
 
 
 
 
 
 
 
 
'''Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984 '''
 
 
 
 
 
Zijdelings afgeplatte [[schaaldieren]] met sterke achterlijfspoten, die bij het zwemmen gebruikt worden. Langgerekt, flauw naar onderen gebogen achterlijf, waar de wijfjes hun eieren aan vast kleven. Ze leven van kleine, ook dode, dieren en van zwevend organisch materiaal. Uit de Zeeuwse wateren zijn achttien soorten bekend, de meeste zijn echter zeldzaam. Slechts drie soorten zijn algemeen: de gewone garnaal (Crángon crángon) en twee soorten steurgarnalen, die geen afzonderlijke Nederlandse namen bezitten (Palaémon élegans en P. várians).
 
 
 
 
De gewone garnaal is de enige garnaal waarop gevist wordt. Deze soort komt in grote aantallen voor in het zeegebied voor de kust en dringt de zeearmen ver binnen, vei& de uitvoering van de Deltawerken tot bij Willemstad. Ze vertonen een voorkeur voor een bodem bestaande uit zand of zandige modder. De dieren graven zich vaak in de bodem in, waarbij de sprieten en de ogen uitsteken. Wijfjes met eieren worden vrijwel het gehele jaar aangetroffen. Er zijn twee voortplantingsperioden. De dieren zijn binnen een jaar geslachtsrijp. Hoewel ze meer dan twee jaar oud kunnen worden en dan een lichaamslengte van meer dan 9 cm kunnen bereiken, zijn zulke exemplaren ten gevolge van de intensieve visserij uiterst zeldzaam. Palaemonétes várians komt algemeen voor in brakke binnenwateren. Deze soort kan goed snelle veranderingen in het zoutgehalte verdragen, iets wat vaak voorkomt in brakke sloten en plassen, ten gevolge van neerslag of verdamping. Wijfjes met eieren worden van april tot september gevonden. De dieren zijn na een jaar geslachtsrijp. De meeste worden niet ouder dan anderhalf tot twee jaar. Ze hebben dan een lengte van 3 tot 5 centimeter. Palaémon élegans wordt aangetroffen op meer beschutte plaatsen in de zeearmen, maar alleen waar het zoutgehalte hoog genoeg is. De dieren leven tussen de zeewieren en ander aangroeisel bij dijken, pieren en havens. Wijfjes met eieren worden van mei tot augustus gevonden. Na een jaar zijn ze geslachtsrijp. Vermoedelijk worden ze niet ouder dan anderhalf tot twee jaar. Volwassen exemplaren hebben een lengte van 3 tot 6 centimeter. Van de zeldzame soorten kan nog de ringspriet of rode steurgarnaal (Pándalus montágtu) genoemd worden. Dieren van deze soort worden een enkele maal tussen de consumptiegarnalen aangetroffen. Ze trekken in kleine aantallen de zeegaten van de Noordzee uit binnen, maar planten zich waarschijnlijk hier niet voort.
 
De gewone garnaal is de enige garnaal waarop gevist wordt. Deze soort komt in grote aantallen voor in het zeegebied voor de kust en dringt de zeearmen ver binnen, vei& de uitvoering van de Deltawerken tot bij Willemstad. Ze vertonen een voorkeur voor een bodem bestaande uit zand of zandige modder. De dieren graven zich vaak in de bodem in, waarbij de sprieten en de ogen uitsteken. Wijfjes met eieren worden vrijwel het gehele jaar aangetroffen. Er zijn twee voortplantingsperioden. De dieren zijn binnen een jaar geslachtsrijp. Hoewel ze meer dan twee jaar oud kunnen worden en dan een lichaamslengte van meer dan 9 cm kunnen bereiken, zijn zulke exemplaren ten gevolge van de intensieve visserij uiterst zeldzaam. Palaemonétes várians komt algemeen voor in brakke binnenwateren. Deze soort kan goed snelle veranderingen in het zoutgehalte verdragen, iets wat vaak voorkomt in brakke sloten en plassen, ten gevolge van neerslag of verdamping. Wijfjes met eieren worden van april tot september gevonden. De dieren zijn na een jaar geslachtsrijp. De meeste worden niet ouder dan anderhalf tot twee jaar. Ze hebben dan een lengte van 3 tot 5 centimeter. Palaémon élegans wordt aangetroffen op meer beschutte plaatsen in de zeearmen, maar alleen waar het zoutgehalte hoog genoeg is. De dieren leven tussen de zeewieren en ander aangroeisel bij dijken, pieren en havens. Wijfjes met eieren worden van mei tot augustus gevonden. Na een jaar zijn ze geslachtsrijp. Vermoedelijk worden ze niet ouder dan anderhalf tot twee jaar. Volwassen exemplaren hebben een lengte van 3 tot 6 centimeter. Van de zeldzame soorten kan nog de ringspriet of rode steurgarnaal (Pándalus montágtu) genoemd worden. Dieren van deze soort worden een enkele maal tussen de consumptiegarnalen aangetroffen. Ze trekken in kleine aantallen de zeegaten van de Noordzee uit binnen, maar planten zich waarschijnlijk hier niet voort.
  
 +
==Auteur==
 +
-G.R. Heerebout
  
AUTEUR
+
==Literatuur==
 
 
G.R. Heerebout
 
 
 
 
 
LITERATUUR
 
 
 
 
Holthuis, Garnalen. Heerebout, Distribution and ecology, 73-93. Van Beylen, Zeeuwse vissersschepen.
 
Holthuis, Garnalen. Heerebout, Distribution and ecology, 73-93. Van Beylen, Zeeuwse vissersschepen.
  
 
+
[[category:Fauna]]
AFBEELDING
 
 
 
Arnemuidse visvrouw, garnalen verkopend per kopje (1935).
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
[[category:schaaldieren]]
 
[[category:schaaldieren]]

Versie van 6 okt 2021 om 09:15

Garnalen

GARNALEN. Zijdelings afgeplatte *schaaldieren met sterke achterlijfspoten, die bij het zwemmen gebruikt worden. Langgerekt, flauw naar onderen gebogen achterlijf, waar de wijfjes hun eieren aan vast kleven. Ze leven van kleine, ook dode, dieren en van zwevend organisch materiaal. Uit de Zeeuwse wateren zijn achttien soorten bekend, de meeste zijn echter zeldzaam. Slechts drie soorten zijn algemeen: de gewone garnaal (Crángon crángon) en twee soorten steurgarnalen, die geen afzonderlijke Nederlandse namen bezitten (Palaémon élegans en P. várians). De gewone garnaal is de enige garnaal waarop gevist wordt. Deze soort komt in grote aantallen voor in het zeegebied voor de kust en dringt de zeearmen ver binnen, vei& de uitvoering van de Deltawerken tot bij Willemstad. Ze vertonen een voorkeur voor een bodem bestaande uit zand of zandige modder. De dieren graven zich vaak in de bodem in, waarbij de sprieten en de ogen uitsteken. Wijfjes met eieren worden vrijwel het gehele jaar aangetroffen. Er zijn twee voortplantingsperioden. De dieren zijn binnen een jaar geslachtsrijp. Hoewel ze meer dan twee jaar oud kunnen worden en dan een lichaamslengte van meer dan 9 cm kunnen bereiken, zijn zulke exemplaren ten gevolge van de intensieve visserij uiterst zeldzaam. Palaemonétes várians komt algemeen voor in brakke binnenwateren. Deze soort kan goed snelle veranderingen in het zoutgehalte verdragen, iets wat vaak voorkomt in brakke sloten en plassen, ten gevolge van neerslag of verdamping. Wijfjes met eieren worden van april tot september gevonden. De dieren zijn na een jaar geslachtsrijp. De meeste worden niet ouder dan anderhalf tot twee jaar. Ze hebben dan een lengte van 3 tot 5 centimeter. Palaémon élegans wordt aangetroffen op meer beschutte plaatsen in de zeearmen, maar alleen waar het zoutgehalte hoog genoeg is. De dieren leven tussen de zeewieren en ander aangroeisel bij dijken, pieren en havens. Wijfjes met eieren worden van mei tot augustus gevonden. Na een jaar zijn ze geslachtsrijp. Vermoedelijk worden ze niet ouder dan anderhalf tot twee jaar. Volwassen exemplaren hebben een lengte van 3 tot 6 centimeter. Van de zeldzame soorten kan nog de ringspriet of rode steurgarnaal (Pándalus montágtu) genoemd worden. Dieren van deze soort worden een enkele maal tussen de consumptiegarnalen aangetroffen. Ze trekken in kleine aantallen de zeegaten van de Noordzee uit binnen, maar planten zich waarschijnlijk hier niet voort.

Auteur

-G.R. Heerebout

Literatuur

Holthuis, Garnalen. Heerebout, Distribution and ecology, 73-93. Van Beylen, Zeeuwse vissersschepen.