Carel van der Putte

Uit Wiki ZB
Versie door Maintenance script (overleg) op 20 mrt 2014 om 16:13 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Putte, Carel Van De

(Vlissingen 1630-Vlissingen 17 april 1695). Vice-admiraal. Onderscheidde zich als kapitein bij de Zeeuwse Admiraliteit tijdens de Tweede Engelse Oorlog bij de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) en kort daarop bij de Twee daagse Zeeslag (4-5 aug. 1666) onder de kust van Duinkerken. In de Derde Engelse Oorlog was Van de Putte opnieuw present, nu als commandant van het fregat 'Goes' in de slag bij Solebay (7 juni 1672) en later als commandant van de 'Domburg in de slagen bij Schoneveld onder de Walcherse kust (7 en 14 juni 1673) en Kijkduin (21 aug 1673). Bij al deze ondernemingen was De Ruyter zijn hoogste chef. Vergezelde De Ruyter op diens tocht naar Martinique (1674) en begeleidde als eskadercommandant met de rang van vice-admiraal Willem III naar Engeland, toen deze daar als koning zou worden gekroond. Vocht later nog mee in de slagen van Bevesier (1690) en Kaap de la Hague (1692). Kort na het bombardement van Calais keerde hij naar Vlissingen terug, waar hij na enkele maanden overleed en in de St. Jacobskerk werd begraven. Zijn zoon Samuel (Vlissingen 1690-Batavia 27 sept. 1745) studeerde rechten in Leiden en vestigde zich als advocaat in zijn geboorteplaats, waar hij in 1715 werd opgenomen in het stadsbestuur. De stad werd hem echter al spoedig te klein en in 1718 vertrok hij voor een reis naar Italië, waar hij zich zo thuis voelde, dat hij brieven en aantekeningen voortaan in het Italiaans schreef. Na drie jaar ontmoette hij er een paar oude studievrienden uit Leiden en met hen ondernam hij een reis naar het Midden-Oosten, eerst naar Constantinopel, vervolgens via de Griekse eilanden naar Alexandrië in Egypte, toen rond de Sinai en tenslotte terug naar Aleppo. De vrienden, die later over deze reis schreven, vonden het hier welletjes en keerden naar Europa en hun carrières terug. Samuel had echter de smaak te pakken, reisde in z’n eentje verder en wist, via Irak en Iran door te dringen tot het zuiden van India, waar de Compagnie aan de kust van Malabar (tegenwoordig Travancore) een factorij bezat in de havenstad Cochin. Hier kwam hij in sept. 1724 meer dood dan levend aan. Van de Putte had in Cochin makkelijk een schip naar Amsterdam of Batavia kunnen vinden, maar toen hij weer op krachten was gekomen en tussendoor nog een uitstapje had gemaakt naar Ceylon, waar de Compagnie ook een vestiging bezat, kreeg de reislust hem opnieuw te pakken. In 1726 ging hij op pad, reisde van Cochin dwars door India naar Delhi, waar hij een tijd vertoefde aan het hof van de Groot Mogol, trok vandaar door Thibet en Mongolië, bereikte de Chinese muur en drong door tot in Peking. Veertien jaar later duikt hij dan opeens weer in Delhi op, via Thibet en Assam teruggereisd naar het hof van de Groot Mogol, waar hij nog drie jaar verblijft. In 1743 hield hij het voor gezien, pakte in Bengalen het V.O.C.-schip "t Hoff niet altijd winter' en arriveerde in Batavia, vanwaar hij echter snel doorreisde naar Malakka, omdat hij van plan was via India en Perzië naar Europa te trekken. Dit plan schijnt hij echter te hebben opgegeven, want in 1745 kwam hij met het Compagnieschip 'Noordwolfsbergen' opnieuw in Batavia aan, waar hij korte tijd later ten huize van een vriend overleed. Het levens- en reisverhaal van deze merkwaardige man vertoont nog tal van lacunes en is in hoofdzaak samengesteld uit incidentele gegevens van anderen, die hem op zijn tochten zijn tegengekomen: een paar vrienden, een missionaris, een kapitein van een V.O.C.-schip e.d. Kort voor zijn overlijden vernietigde hij al zijn aantekeningen, omdat hij zag aankomen dat hij ze nooit zou kunnen uitwerken. De weinige papieren die aan de vernietiging ontsnapten plus wat souvenirs (z'n inktpotje) werden opgezonden naar zijn Vlissingse familie, die ze successievelijk schonk aan de collecties van het Zeeuwsch Genootschap. Samuel de Wind, die ze daar later aantrof, heeft in het Archief van 1856 toen een artikel over hem gepubliceerd en ook anderen hebben sindsdien getracht iets meer over hem te weten te komen. Een opgave van wat er over Van de Putte is gepubliceerd is te vinden in N.N.B.W. II. De man moet een enorm gevoel voor Oosterse talen hebben gehad en een groot aanpassingsvermogen, zodat hij, gekleed in de landskleding tussen de bevolking als vreemdeling nauwelijks opviel. In tegendeel, door zijn ascetische wijze van leven en geholpen door wat uit Europa meegebrachte medische kennis, kwam hij bij de bevolking in een reuk van heiligheid te staan. Voor de gewone mensen werd hij een soort goeroe of lama; aan de hoven was hij een zeer geachte gast. Het is tragisch dat een man, die een plaats lijkt te verdienen in de rij van ontdekkingsreizigers die met Marco Polo begon en met Sven Hedin eindigde, door gebrek aan gegevens een vage archieffiguur zal blijven.


AUTEUR

A. Teunis