Adriaan Banckert

Uit Wiki ZB
Versie door Johan Francke (overleg | bijdragen) op 6 jul 2015 om 15:17 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{InfoboxPersoon | afbeelding = 250px | naam = Adriaan Banckert | onderschrift = | geboortedatum = | geboorteplaats = | overlijdensdatum = | ov...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Adriaan Banckert
250px
'
VIAF [1]


Tijdens zijn diensttijd van bijna vijftig jaar was Adriaan Banckert bij vrijwel alle belangrijke zeeslagen in drie Engelse Oorlogen actief. Hij klom op van scheepsjongen tot Kapitein-ter-zee, om uiteindelijk in de hoogste functie als luitenant-admiraal van de admiraliteit Zeeland te eindigen. Vooral tijdens de Derde Engelse Oorlog gaf hij blijk van groot tactisch inzicht en door behendig te manoeuvreren wist hij meermalen sterkere tegenstanders te verslaan. Politieke machinaties stonden een aanstelling als luitenant-admiraal van de vloot van de Republiek in de weg, waardoor zijn carrière toch nog te vroeg eindigde.

Van appointe tot kapitein-ter-zee Adriaan Banckert (1618-1684) was de oudste zoon van de eerder besproken vice-admiraal Joos Banckert de Oude (1599-1647). Hij had twee jongere broers: Joos de Jonge (ca. 1620-1653), Johan (1628-1665) en een zus, Johanna. Hij zou al op jonge leeftijd, in 1625, door zijn vader mee aan boord zijn genomen. Dat voedt het vermoeden dat Adriaan in 1618 of misschien wel daarvoor is geboren, maar zeker is dit niet. Wat wel vaststaat is dat hij als knul van ongeveer twaalf jaar aan boord van het admiraliteitsschip Middelburg, diende waarop zijn vader kapitein was. Hij werd op 12 mei 1631 aangesteld als ‘appointe’ (opstapper) en ingeschreven als Adriaan van Trappen. Zijn vader kreeg deze reis het commando over een blokkadevloot voor de Vlaame kust. Het was in de familie de gewoonte om jonge zeevarende zonen bij een oom of vader aan boord te plaatsen. Vanaf 1642 was Adriaan Banckert schipper op een klein scheepje van de admiraliteit. De eerste vermelding van Adriaan als kapitein is bij zijn aanstelling op de Zirczee op 10 januari 1643. De expeditie was opgezet ter konvooiering van de visserij. Wellicht zal Banckert in die periode vaak genoeg tussendoor in Vlissingen zijn geweest, maar het dienstverband werd pas op 30 juni 1645, beëindigd. Daarna was Adriaan Banckert mogelijk kapitein op het schip waarmee zijn vader in 1647 als vlagofficier huiswaarts keerde en overleed. Na de begrafenis in Vlissingen zou Adriaan uitsluitend nog de Zeeuwse admiraliteit dienen. In 1649 voerde hij het bevel over de Tholen, een galjas van 22 stuks geschut. Tijdens het eerste jaar van de Eerste Engelse Oorlog was hij vlaggenkapitein van vice-admiraal Johan Evertsen, in welke hoedanigheid hij verschillende zeeslagen meemaakte. Het schip van Adriaan Banckert zonk in de Zeeslag bij Ter Heijde (1653), waarna hij vervolgens in krijgsgevangenschap belandde. Door een snelle uitwisseling van gevangenen kwam hij na de Vrede van Westminster spoedig vrij. Op 26 april 1644 was Adriaan Banckert gehuwd met de admiraalsdochter Adriaenken Pieters. Ita uit Vlissingen. Zij overleed echter al twee jaar later. Zijn tweede huwelijk was met de Zierikzeese regentendochter Agatha Anthonia van der Meersche. Het echtpaar ging aan de Nieuwe Haven in Vlissingen wonen en kreeg een zoon en een dochter: Adriaan (de Jonge ca. 1648-1678) en Josyna. Op 7 februari 1671 trouwde Banckert voor de derde maal, ditmaal met Johanna Constantia Cau, de weduwe van Abraham Biscop (de equipagemeester bij de admiraliteit van Zeeland). Het was gebruikelijk binnen de kring van officieren van de admiraliteit huwelijkskandidaten te zoeken. Adriaan Banckert was bijvoorbeeld een zwager van Cornelis Evertsen de Oude (1610-1666) en de (stief)schoonvader van Carel van de Putte.

Het gevecht bij Hven In de jaren 1658-1659 commandeerde Banckert het schip Zeeridder dat deel uitmaakte van de vloot onder luitenant-admiraal Jacob van Wassenaer van Obdam die in de Noordse wateren opereerde. De Nederlandse vloot zou zich bij het slot Kronenburg een doortocht banen door de Zweedse blokkade en daarna het belegerde Kopenhagen ontzetten. Banckert nam deel aan de Slag in de Sont (8 november 1658). Na de slag legden Nederlandse schepen een blokkade rond Landskrona, zodat de Zweedse vloot niet uit kon varen. Toen de felste kou voorbij was ging Banckert met vijf schepen naar Landskrona om daar de scheepsbewegingen van de Zweedse vloot te observeren. Banckert trachtte nabij Hven voor anker te gaan, maar dat lukte niet. ‘4 glaesen in de daghwacht brack ons dagelijckx touw en het plichtancker ginck deur.’ Het schip dreef vervolgens af, kwam bij Hven vast te zitten in het ijs en op 22 maart sloten de Zweede schepen Banckert in. Deze zag zich genoodzaakt om met keien op de Zweden te schieten: ‘(…) de fleuyt en de andere vaertuygh liepen naer Croonenburch; wy haelden keyen van lant om schroot van te maecken, alsoo anders niet veel en hadden.’ Banckert moest zijn scheepsvolk onder dreiging van zijn ‘blanke sabel’ dwingen niet te vluchten. Op 24 maart kwamen de Zweden zo dicht mogelijk nabij en openden het vuur. De volgende morgen zonden de Zweden een brander naar Banckerts schip. Deze kwam wel langszij het schip van Banckert, maar door vijf stuks geschut op de brander te laten neervallen, wist hij deze tot zinken te brengen en het gevaar af te wenden. Het daarop volgende gevecht tussen de twee Zweedse schepen en de Zeeridder duurde tot elf uur ’s ochtends. Aan Nederlandse zijde vielen drie doden en tien gewonden. ‘voorts eenige schooten doort schip, alsoock alle beyde de masten en reën aen stucken, veel loopent ende staende want ontstucken.’ Banckert had tijdens het gevecht aangegeven dat hij zich niet zou overgeven en tot de laatste man zou doorvechten. De vijand trok zich door de felle tegenstand tenslotte terug, waarna Banckert zich alsnog vrij kon maken. Na dit gevecht actie werd hij door de Deense koning op audiëntie ontvangen. In zijn verslaggeving aan de Staten van Zeeland deed Banckert de hele affaire af met sobere bewoordingen: (…) toen moesten wy vechten met de schepen en tegen 300 soldaten op het eilant, maer Godt gaf dat wy ’t geluk hadden, dat sy moesten al wycken...’ De Zeeuwse admiraliteit vereerde hem met een gouden penning van honderd rijksdaalders en twee dichters bezongen nu het heldengeslacht Banckert: ‘Sier hier een kloecken helt van kloecke stam geboren …’ ‘Dus siet men dapperheid, uit helden stam gesproten.’

De Tweede Engelse Oorlog In juli 1661 werd Adriaan Banckert samen met enkele andere Zeeuwse kapiteins onder het bevel van schout-bij-nacht Cornelis Evertsen de Oude uitgezonden om zich bij Cadiz te verenigen met het eskader onder De Ruyter. Dit had tot taak de Barbarijse zeerovers te bestrijden. In januari 1663 keerde Banckert terug naar huis. Tijdens de Tweede Engelse Oorlog voer Adriaan Banckert in 1664 als vice-admiraal op de Vere en een jaar later op het nieuwe vlaggenschip Tholen met Abraham Crijnssen als kapitein. Banckert was inmiddels in aanzien geklommen en kwam in aanmerking voor bevordering tot schout-bij-nacht. Deze functie was vrijgekomen na de bevordering van Johan Evertsen door de admiraliteit Zeeland tot luitenant-admiraal. De eerste slag van de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667), die bij Lowestoft, op 12 juni 1665, verliep chaotisch. Er was amper tactiek besproken en er waren niet minder dan zeven smaldelen gevormd. De positie van de officieren in de vloot was onduidelijk met als gevolg dat toen opperbevelhebber Van Wassenaer Obdam en zijn tweede man waren gesneuveld een deel van de vloot Evertsen volgde en een ander deel de Hollander Cornelis Tromp. De Ruyter zou na zijn terugkeer uit de West, in augustus 1665, het opperbevel over de vloot krijgen. Na de slag bij Lowestoft nam Johan Evertsen ontslag en werd Banckert, die zich had weten te onderscheiden, benoemd tot vice-admiraal. In een brief aan de admiraliteit van Zeeland schreef hij: ‘Ick sal Godt bijden dat ick het ampt als een eerlick soldaet mach uitvoeren; doen is beeter als veel seggen.’ In populaire woorden: ‘geen woorden, maar daden,’ en hij voegde de daad bij het woord, want na thuiskomst voer Adriaan tien dagen later alweer uit met een eskader om de VOC-retourvloot onder Pieter Bitter vanuit Bergen in Noorwegen naar de Republiek te konvooieren. Ondanks de ongunstige wind wist hij het –te ondiep geachte- Spanjaardsgat (de meest noordelijke vaargeul naar het Marsdiep bij Texel) te passeren. Zijn superieuren waren daarvan niet onder de indruk, maar uitten vreemd genoeg wel hun lof over de prestatie van afgevaardigde De Witt toen deze slechts enkele weken later dezelfde manoeuvre herhaalde. In 1666 nam Banckert deel aan twee zeeslagen. Tijdens de Vierdaagse Zeeslag, van 11-14 juni voerde hij zijn vlag aan boord van de Tholen in het eskader van luitenant-admiraal Cornelis Evertsen (de Oude). Tijdens het slotgevecht van de Vierdaagse Zeeslag wist Banckert tot twee maal toe door de Engelse linie te breken. Hij kon de vijandelijke linies zodoende aan beide zijden beschieten. Op 4 en 5 augustus 1666 volgde de Tweedaagse Zeeslag. Johan Evertsen, die na het sneuvelen van zijn broer weer in dienst was getreden, commandeerde het eskader waar Banckerts smaldeel toe behoorde. Ditmaal verliep de zeeslag fortuinlijk. De Tholen werd van alle zijden belaagd en tot zinken gebracht. Banckert kon ontsnappen in een sloep naar het schip van De Haes. Hoewel hij hierna nog drie koopvaarders wist te beschermen kon hij niet meer actief aan de slag deelnemen. Omdat Johan Evertsen sneuvelde kon Adriaan Banckert, na 24 jaar de admiraliteit Zeeland gediend te hebben opklimmen naar het hoogste ambt van luitenant-admiraal. Hij kon zich echter niet meer bewijzen omdat het Zeeuwse eskader te laat arriveerde om nog aan de tocht naar Chatham deel te nemen. Nadat zijn moeder in 1666 was overleden woonde Banckert aan de Nieuwe Haven in het huis dat hij in 1655 met haar had geruild tegen zijn huis aan de Bierkaai. In 1668 verhuisde hij naar Middelburg. Dit had wellicht te maken met zijn nieuwe status. Alle notabelen woonden immers in de hoofdstad van de provincie. In de Lange Noordstraat kocht hij het huis met de onheilspellende naam ‘de Hel’, dat hij omdoopte in ‘de Trappen’, een verwijzing naar zijn oorspronkelijke familienaam.

De Derde Engelse Oorlog Toen in 1671 de politieke situatie met Engeland verslechterde, commandeerde Banckert één van de drie eskaders die naar zee gezonden werden. Tijdens de zeeslagen van de Derde Engelse Oorlog zou de vloot van de Republiek steeds in een vast verband en volgens vaststaande instructies opereren. De vloot was samengesteld in drie eskaders, waarvan Van Ghent en later Cornelis Tromp het voorste eskader aanvoerde, De Ruyter het commando voerde over het middelste eskader en Banckert de vlag van het achterste eskader. Een eskader was weer onderverdeeld in drie smaldelen. Op 7 juni 1672 vond de Slag bij Solebay plaats. De Engels-Franse vloot, onder bevel van de Duke of York (1633-1701), ving rond acht uur ’s morgens met het gevecht aan. Banckert bond meteen de strijd aan met de Franse vice-admiraal Jean graaf d’Estrées (1624-1707). Hij slaagde er in om met zijn vijftien Zeeuwse en Friese schepen het eskader van de d’Estrées met zijn 31 schepen van de hoofdmacht te scheiden. Toen d’Estrées overstag ging, volgde Banckert hem, waarbij hij het voordeel van de wind hield. De hoofdmacht van de geallieerde vloot werd nu door de overige eskaders van De Ruyter en Van Ghent aangevallen. Na afloop van de strijd was er kritiek op Banckert, die aan zijn been gewond was geraakt, want hij zou de Fransen hebben ontzien en De Ruyter waarschuwde ervoor de gelederen goed gesloten te houden, want ofschoon hij de linie van de tegenstander had doorbroken, betekende het ondernemen van een dergelijke actie dat men de tegenstander de gelegenheid gaf hetzelfde te doen. d’Estrées had zich in het gevecht echter verwijderd van de Engelsen hetgeen tegen het bevel van York inging. Er vonden dat jaar geen zeegevechten meer plaats, bovendien was een invasie voorkomen, en wat nog belangrijker was: door de houding van de Fransen hadden de Engelsen het vertrouwen in hun bondgenoot verloren. Op 7 en 14 juni 1673 werd de Slag bij Schooneveld voor de Zeeuwse kust uitgevochten, waarbij Adriaan Banckert het schip Walcheren commandeerde. Een gecombineerde macht van 140 oorlogsbodems achtervolgde de Nederlandse vloot vanaf de Theemsmonding en bedreigde de Republiek. In de beproefde slagorde wachtte de vloot onder De Ruyter de vijand op voor de kust. De Engelse en Franse kapiteins vreesden de vele zandbanken en voeren dicht op elkaar naar de Nederlandse linie. Door hun verwarde formatie en aarzeling konden de geallieerde eskaders hun getalsovermacht en vuurkracht niet uitbuiten. De Nederlanders handhaafden gedisciplineerd hun linies. Banckert leidde in het zuiden het gevecht tegen het twee maal sterkere eskader van admiraal Spragg. De Engelsen verwachten dat de Nederlanders zich terug zouden trekken, maar deze bleven zo hoog mogelijk over stuurboord bij de wind sturen en bleven in linie varen in plaats van terug te vallen. De Ruyter besloot met zijn eskader tot een onverwachte manoeuvre door later op de middag overstag te gaan en voorlangs het eskader van ‘d Estrées te kruisen en daarna een westelijke koers aan te leggen waardoor de geallieerde vloot tussen de linies van de eskaders van De Ruyter en Banckert in kwam te liggen, en zware schade opliep. Door deze actie waren de Fransen in verwarring geraakt. Daarna herstelden Banckert en De Ruyter de slaglinie weer en voeren noordwaarts om Tromp te hulp te snellen. Het overwicht was nu gekeerd. De Ruyter zorgde er met zijn acties voor dat een eskader Franse schepen richting Banckert werd gedreven. Deze was intussen slaags geraakt met een deel van het Engelse eskader. Met een handige zeilmanoeuvre wist Banckert een deel van zijn Engelse belagers buitenspel te zetten zonder dat hiervoor noemswaardig strijd geleverd hoefde te worden. Tegen zes uur ‘s avonds overzag De Ruyter de situatie, veranderde van koers om de schepen van Banckert bij te staan. De uiteen geslagen geallieerde vloot vluchtte en werd door de Nederlanders achtervolgd. De Ruyter schreef in zijn journaal: ‘den luytenant-amyrael Banker wert sijn voorsteyng en sijn grootmaerseyl afgeschooten.’ Deze schade dwong hem het strijdtoneel te verlaten. Op 14 juni kwam het nog wel tot een treffen tussen Banckert en de Franse vloot. Omdat de geallieerde vloot niet in formatie voer werd ook deze strijd een mêlée van schepen. ’s Avonds trokken de geallieerden zich terug onder de Engelse kust. Door het invallen van de duisternis kon Banckert het karwei niet afmaken. Voor het treffen bij Kijkduin in augustus 1673 bestond de Nederlandse vloot uit zestig schepen en vijftien fregatten. De vijandelijke vloot bestond uit circa honderdveertig zeilen. Na het aanbreken van de dageraad op 21 augustus koerste de vloot met een gunstige oostenwind noordwaarts op de Britten en Fransen af. Nadat beide vloten overstag waren gegaan vormde Banckert de voorhoede. Rond halfacht ’s ochtends ontbrandde de strijd tussen d’Estrées en Banckert. d’Estrées hield spoedig af en liet zijn vice-admiraal Martel de kastanjes uit het vuur halen. De geheime opdracht van Lodewijk XIV aan d’Estrées was namelijk zijn schepen zo veel mogelijk te ontzien, maar dat wist Martel niet. Tijdens de slag wist Banckert met een salvo zijn rivaal d’Ailly dodelijk te treffen. Martel trachtte met zijn smaldeel door de wind te gaan (overstag gaan zodat de wind aan de andere zijde van het schip invalt), waardoor hij de loefzijde zou pakken (de zijde waar de wind op staat), Hij kon dan Banckerts vloot aan bakboord bestoken en zo tussen twee vuren plaatsen. Dit werd echter spoedig opgemerkt door Banckert die zich geen moment bedacht. Marinehistoricus A.T. Mahan merkte hierover op: ‘(…) as soon as Bankert saw the danger, he put his helm up and ran through the remaining twenty ships of d’Estrées squadron with his own twelve –a feat as creditable to him as it was discreditable to the French.’ Martel bemerkte ondertussen dat hij met te weinig schepen over was om de strijd aan te kunnen gaan en trok zich ook terug. Banckert voorzag dat het verstandig was om niet met zijn gehele eskader de achtervolging in te zetten. Hij liet daarom een klein smaldeel achter en trok met de overige schepen naar het eskader van De Ruyter toe, waar Van Nes in moeilijkheden verkeerde. De Engelsen namen hierop de vlucht en het invasiegevaar van de Republiek was afgewend. Ook De Ruyter achtte het verstandig met zijn beschadigde schepen onder de Nederlandse kust te blijven. Ondanks de machinaties van d’Estrées –die hiermee ook na afloop van de slag doorging- was het de Engelsen duidelijk hoe de vork in de steel stak. Uit onvrede over de onwil tot actie bij de Fransen verbraken de Engelsen de coalitie en sloten de Tweede Vrede van Westminster met de Republiek.

Bejubeld en verguisd Bij de audiëntie van de eskadercommandanten bij de Staten-Generaal waren de officieren van de Zeeuwse admiraliteit niet vertegenwoordigd. Tot Banckerts teleurstelling waren alleen Van Nes, Tromp en De Ruyter door de Staten-Generaal ontboden. Meer vernederingen zouden volgen. De Staten van Holland beloonden De Ruyter met een rentebrief van 6.000 gulden en Van Nes en Tromp met een rentebrief van 4.000 gulden. Hierop besloten de Staten van Zeeland Banckert eveneens met een rentebrief van 4.000 gulden te belonen. De zeemacht van de Republiek werd hierna in twee vloten verdeeld om de Fransen wereldwijd te kunnen bestrijden. Tromp zou de Franse Atlantische kust bestoken en Banckert en de Rotterdammer Aert Jansse van Nes werden onder hem geplaatst. In 1667 was er een officiële lijst opgemaakt waarin de volgorde van de vlagofficieren werd vermeld. Daarin was Banckert als eerste na De Ruyter genoemd. Tromp besloot zijn vloot in tweeën te splitsen en zeilde zelf naar de Middellandse Zee. Hij liet het eskader op de Atlantische kust onder het bevel van de jongere Van Nes plaatsen, met Banckert als tweede man. Deze liet zich niet kennen en bleef onder Van Nes opereren, maar de kwestie zat hem hoog. Banckert zelf noemde zijn aanstelling onder Tromp en daarna Van Nes een besluit ‘Dat my vry hart valt…, dat de vlagge van de provintie van Zeeland altijd moet aghter staen, even als off haer Luitenant-Admirael niet bequaem was, om een esquadron ofte vlote te connen commanderen.’ De admiraliteit van Zeeland nam het zelfs nog hoger op. Zij eisten van de stadhouder dat Tromp daarover rekenschap en voldoening zou afleggen. Maatregelen zijn nooit meer genomen en het lijkt er sterk op dat dit een vooropgezet plan van Willem III en diens protegé Tromp is geweest. Voor de Zeeuwse admiraliteit was de maat nu vol: ze besloot dat Banckert niet meer zou uitzeilen en ook zou er geen andere luitenant-admiraal meer worden aangesteld. Banckert kreeg een functie als belangrijkste ’raadsman’ (adviseur) van de Zeeuwse admiraliteit. Hij kreeg in 1678 zelfs een zetel in de admiraliteitsraad, een uitzondering voor een vlagofficier. Op 22 april 1684 overleed Banckert. Hij werd begraven in de St-Pieterskerk te Middelburg, maar kreeg geen praalgraf, Dat was alleen voorbehouden aan admiraals die in het gevecht waren gesneuveld. Banckert stierf een natuurlijke dood en dat was uitzonderlijk voor een admiraal in die tijd. Indien hij in het harnas was gestorven had Banckert wellicht wel voldaan aan de ongeschreven eisen voor zeeheldendom. Hij was ruim 32 jaar onafgebroken in dienst van de admiraliteit zonder ooit zwaargewond te raken. Banckert kreeg voor zijn beslissende acties in vele zeeslagen niet de eer die hem toekwam, omdat hij onder opperbevel van een ander stond. Ofschoon er niet veel over het privéleven van Adriaan Banckert bekend is, had hij waarschijnlijk een nog bescheidener inborst dan De Ruyter. Adriaan Banckert bleef een plichtsgetrouwe rustige bevelhebber die zijn eigen karakter fraai illustreerde met het citaat: ‘doen is beeter als veel seggen.’ Hij bleef altijd zijn superieuren gehoorzamen; ook als hij het niet met beslissingen eens was. Hij heeft zeer veel geduld moeten hebben voordat voor hem een functie als vlagofficier vrijkwam. De broers Johan en Cornelis Evertsen de Jonge bleven nu eenmaal lang in het zadel zitten. Banckert richtte nooit de aandacht op zichzelf door met processen, pamfletten of twisten op de politieke voorgrond te treden, zoals Cornelis Tromp wel deed. In de lange reeks van helden- en schimpdichten uit de Gouden Eeuw komt de naam van Adriaan Banckert slechts enkele malen voor. Drie dichters maakten een lofdicht over hem (zie kadertekst), helaas zijn niet al hun namen bekend Om gezichtsverlies te voorkomen werd hij in 1674 om maritiem-politieke redenen uit zijn functie ontheven. Omdat de Staten van Holland hadden geweigerd een Zeeuwse luitenant-admiraal aan te stellen als vlootvoogd ontbeerde de vloot in 1675-76 een kundig onderadmiraal. Banckert zou waarschijnlijk de bedoelingen van De Ruyter tot uitvoering hebben kunnen brengen en diens eskader in de Middellandse Zee een beslissende bijdrage hebben kunnen leveren. In plaats daarvan verbleef Banckert in de vergaderzaal van het admiraliteitscollege terwijl De Ruyter op een zelfmoordmissie werd uitgestuurd.

Waardering Toen de Derde Engelse Oorlog in 1672 aanving stond De Ruyter aan Banckert een veel grotere zelfstandigheid toe dan zijn voorgangers hadden genoten. Hij kweet zich dusdanig van zijn taak dat in ieder geval de Franse en Engelse zeehistorici hun nederlaag bij Solebay aan de manoeuvres van Banckert toeschreven. De daarop volgende zeeslagen bij Schooneveld van 1673 verliepen niet in Banckerts voordeel. In de laatste slag van de oorlog, bij Kijkduin kon Banckert weer wel opnieuw zijn vrijheid gebruiken om naar eigen inzicht te handelen. Hij sneed opnieuw het Franse eskader af en nadat dezen op de vlucht sloegen greep hij in om de strijd tussen De Ruyter en Prins Rupert en Tromp tegen Spragg in het voordeel van de Nederlanders te doen beslissen. Alleen in de dinsdagkrant van de Oprechte Haerlemsche Courant van 22 augustus stond Banckert als held vermeld naast Tromp en De Ruyter. De ooggetuigen die de Slag bij Kijkduin gadesloegen, erkennen Banckert als de man die de Fransen belette de bongenoten te ondersteunen. Nadat dit doel was bereikt wist hij zich ook nog eens door het Franse eskader heen te slaan en, met alle zeilen bij, zich naar de hoofdmacht te haasten om de overwinning te behalen. De Fransen, die meer dan de Nederlanders en de Engelsen geneigd zijn tot theoretisch-zeetactische beschouwingen hebben zijn manoeuvres in deze slag nauwkeurig bestudeerd. De Fransman Castex verklaart de nederlaag bij Kijkduin, door De Ruyter te prijzen wegens ‘onbeperkte vertrouwen en talenten van Banckert’ en ‘de brutaliteit van Banckert, een vreselijk gevaarlijke tegenstander, maar op basis van diepe kennis van zijn tegenstander en diens onvermogen tot manoeuvreren.’ Hij eindigt met: ‘De commodore toont zich een waardige luitenant van de geniale admiraal.’ Men zou kunnen stellen dat het de overwonnene vleid als deze zijn verlies kan verontschuldigen door de vijand zo sterk mogelijk te maken, maar dit zou toch al te kort door de bocht zijn. Het besluit om met een gering gedeelte van zijn schepen een overtal aan schepen aan zich te binden vind in Frankrijk en Engeland algemene bewondering; en het is Banckert die geprezen wordt voor zijn rol hierin. Met Cornelis Tromp als vechtadmiraal in de kern van het gevecht en met Van Nes als trouwe vriend en toeverlaat aan zijn zijde was dit de ideale verdeling van de strijdmacht. Het vertrouwen dat De Ruyter in Banckert stelde, strekt hem tot eer; hij moest de moeilijkste taak volbrengen. In Skandinavië worden in het bijzonder zijn leiderschaps kwaliteiten in de Slag bij Hven gewaardeerd, en onder Engelse en Franse zeehistorici kreeg Banckert in tegenstelling tot Nederland wel lof toegezwaaid voor zijn doortastende optreden en behoedzaam beleid. Hij wordt wat betreft zijn tactisch inzicht en leiderschap over zijn eskader tot de bekwaamste vlootvoogden van de Gouden Eeuw gerekend.

Auteur

-Johan Francke, 2015

Bronnen

-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=%7Cuniversal/sru%7Chttp://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/

Noten

{references/}

 Grove, ‘Adriaen Banckers’, 145; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 110; ZA, 508 Rekenkamer C, inv.nr. 8233. Rekeningen Admiraliteit Zeeland; Vlissingsche Courant, 12 mei 1928; Raven, ‘De Banckerts’, 522 en De Jonge, Zeewezen. Eerste deel 456.
 ZA, 508 Rekenkamer C, inv.nr. 6785. Rekeningen Admiraliteit Zeeland; Raven, ‘De Banckerts’ 522; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 110-111; Warnsinck, Twaalf doorluchtige zeehelden, 118 en Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 74-75.
 GAV, Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen, pag. 483-484; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 110 en Raven, ‘De Banckerts’ 519, 522.
 Grove, ‘Adriaen Banckers’ 129-130, 132-135, 137-140, 142-143.
 Ibidem 129-130, 132-135, 137-140, 142-143, 149; Raven, ‘De Banckerts’ 522-523; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 111; Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 74-75 en De Jonge, Zeewezen. Eerste deel 577.
 Warnsinck, Twaalf doorluchtige zeehelden 118 en Grove, ‘Adriaen Banckers’ 146-147.
 Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 111 en ZA, 508 Rekenkamer C, inv.nr. 6999. Rekeningen Admiraliteit Zeeland.
 Raven, ‘De Banckerts’ 523; ZA, Resoluties Staten van Zeeland, 19 december 1664 en De Jonge, Zeewezen. Eerste deel 686-688.
 Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 112.
 Eekhout, Luc, Het admiralenboek 22-23; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 112; Colenbrander, Bescheiden,  Eerste deel 1652-1667 220, 230-232, 377-378; Raven, ‘De Banckerts’ 524; ZA, Notulen Admiraliteit van Zeeland, 11 juli 1665 en De Jonge, Zeewezen. Tweede deel 32. 
 Colenbrander, Bescheiden, Eerste deel 1652-1667 430, 418, 449 en Raven, ‘De Banckerts’ 524.
 Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 112-113; Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen, 75-76 en Raven, ‘De Banckerts’ 524.
 Raven, ‘De Banckerts’ 524 en Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 113.
 Idem.
 De instructies zijn vervat in L. Sylvius, Historien onses Tijds 1669-1679 (Amsterdam 1685-1699) 595 e.v.
 De Jonge, Zeewezen. Tweede deel 298-308; Raven, ‘De Banckerts’ 524-525; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 113 en Van Gent 17 zeventiende eeuwse admiralen 76-78.
 Warnsinck, De zeeslag op Schooneveld 38-39, 43-59; Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 76-78 en Zierikzeesche Nieuwsbode, 6 mei 1993, pag. 4.
 Colenbrander, Bescheiden, Tweede deel 1667-1676 240 en Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 114. Volgens Van der Moer verloor Banckert zijn topmast in een gevecht met de l‘Orgueilleux.
 Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 114.
 Colenbrander, Bescheiden, Tweede deel 1667-1676 338 .
 Mahan, A.T., The influence of Sea Power 153.
 De Jonge, Zeewezen. Tweede deel 410-423, 425-428; Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 74 en Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 114-115.
 Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 74 en Raven, ‘De Banckerts’ 524-525.
 Warnsinck, Twaalf doorluchtige zeehelden 120-121.
 Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 113, 115.
 De Jonge, Zeewezen. Tweede deel, 505-506.
 Van Gent, 17 zeventiende eeuwse admiralen 74; Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 115 en Raven, ‘De Banckerts’ 525-526. Banckert in een brief van 9 augstus 1674 aan de Admiraliteit Zeeland. Ook Van Nes voelde zich gepasseerd; hij was de eerste officier van het college van de Maze, het oudste college van alle vijf en was de plaats van luitenant-admiraal toegezegd. Hij zou na deze tocht ook nooit meer naar zee terugkeren.
 GAV, Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen, pag. 536. Zijn weduwe, Johanna Constantia Cau overleed op 13 november 1692 en werd in het graf bijgezet.
 Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 116.
 C. Hagen, sculpt.; F. de Wit, excudit.; S. Hasevoet, cecinit.; H. Berckmans, pinxit.
 Warnsinck, Twaalf doorluchtige zeehelden 118-123, 125-126.
 Idem.
 Idem. 
 Raven, ‘De Banckerts’ 523.
 Idem en Van der Moer, ‘Adriaen Banckert’ 116-117.