Werken in het aangenomen

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Werken in het aangenomen, werken in akkoord, werken in tarief
Het uitkeren van geroot vlas op de droogweide bij Aardenburg. Arbeiders in het vlas werkten vaak op tarief, ca. 1965, foto: O. de Milliano, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 85305

In de traditionele landbouw in Zeeland werd een deel van het werk in akkoord verricht, tegen een zekere beloning per geproduceerde hoeveelheid of per oppervlakte land. Het ging met name om oogstwerkzaamheden; vooral bij de vaste arbeiders van een boer bleef het akkoordwerk daartoe beperkt. Losse arbeiders namen ook ander soort werk in akkoord aan, bijvoorbeeld het schoonhouden (wieden) van een perceel land. Voor een speciale beloningsconstructie op dat gebied zie het lemma deelbouw.

Bepaling loon in tarief

De positie van de landarbeider ten opzichte van de landbouwer-werkgever was in het geval van tarief- of aangenomen of akkoordwerk over het algemeen zwak. Vaak weigerden boeren meteen het definitieve tarief te noemen en noemden zij dat pas wanneer het werk een tijdje aan de gang was. De kans dat de arbeiders een aanzienlijke beloning per dag verdiende, werd zo wel klein. Vaak wilden boeren eerst kennisnemen van het tarief dat hun collega’s berekenden en maakten ze dus pas na de dag waarop ze de markt of de beurs bezochten, het tarief bekend. Boeren op Noord-Beveland weigerden zelfs steevast een tarief af te spreken met meer dan één arbeider, zodat iedereen iets verschillends verdiende en men de arbeiders tegen elkaar kon uitspelen. Ook gebeurde het wel dat de opdrachtgever het tarief bijstelde, naar beneden, wanneer hij vond dat de arbeider(s) te veel zou(den) verdienen.

Meer loon, harder werken

Rond 1900 werden meer en meer soorten werk in tarief uitgevoerd. Dat meldt de landarbeiderenquête van 1906 althans voor Zeeuws-Vlaanderen. Het overgaan op meer tariefwerk betekende dat dit voor de arbeider gunstiger was en vermoedelijk ook voor de boer. Zoveel mogelijk in tarief werken kon een Walcherse vaste arbeider in 1906 ongeveer elf gulden per jaar opleveren, bijna twee weeklonen. Werken in tarief had meestal als consequentie dat er harder dan gewoonlijk gewerkt werd en dat de arbeider nog vermoeider was dan anders.

Tariefwerk en gewassen

Tariefwerk werd het meest gepraktiseerd waar de meeste hakvruchten en / of vlas werden geteeld, oftewel waar de arbeidspieken het grootst waren. Dat was bijvoorbeeld het geval op Noord-Beveland, waar de vaste arbeiders in de niet-piekperioden een vrij laag loon verdienden. Soms werd voor zwaar werk een extra kwartje per dag berekend. Op Walcheren kregen losse arbeiders in principe een kwartje per dag meer (jaren 1920 en 1930).

Het frequente in tarief werken doorkruiste in zekere zin het streven van de in (of kort voor) de jaren 1920 op Noord-Beveland verschenen landarbeiderbonden om tot het sluiten van contracten met een vast uurloon te komen. Dit vaste uurloon was te Colijnsplaat bijvoorbeeld lager dan de tarieflonen voor diverse zware werkzaamheden.

Auteur

-Jan Zwemer, 2012

Bronnen

-G. Groenleer (red.), Het hek van de dam. Het verdwijnen van de boerensamenleving op Colijnsplaat (Vlissingen, 1998) 43, 51, 56-57.

-K. Slager, Landarbeiders. Verhalen om te onthouden (Nijmegen, 1981) 19-20, 82, 119, 121, 142, 146.

-J. Zwemer, Een zekel om geit-eten te snieën. De geschiedenis van de landarbeiders op Walcheren 1900-1940 (Middelburg, 1986) 60-68.

-Verslagen betreffende den oeconomischen toestand der landarbeiders in Nederland, ’s (Gravenhage, 1908) 288.