Melkdistel

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Melkdistel

Melkdistel (Sónchus)

De beide laatste volksnamen worden ook voor de paardenbloem gebruikt. Voor onderscheiding worden de melkdistels wel met de namen stekelmelkriet of stekelmelk wied aangeduid . Melkdistels zijn vrij forse kruidachtige planten behorend tot de composietenfamilie. Kenmerkend zijn de enigszins vlezige bladen, het melksap en de gele bloemen. In Zeeland komen drie soorten algemeen oor; alle drie zijn het beruchte akkeronkruiden.

Akker melkdistel (Sónchus arvénsis)

Het grootst is de akker melkdistel. Deze heeft bloemhoofdjes met een middellijn van 4 à 5 cm. De akkermelkdistel is een overjarige plant, die overwintert met behulp van wortelstokken. Behalve als akkeronkruid komt deze soort ook veel voor in het buitenste gedeelte van de duinen.

Brosse melkdistel (Sónchus ásper) en gewone melkdistel (Sónchus oleráceus)

De brosse melkdistel en de gewone melkdistel zijn éénjarige akkeronkruiden.

Moerasmelkdistel (Sónchus arvénsis)

In het rivierengebied en in de laagveenstreek komt op zwak brakke grond ook nog de moerasmelkdistel voor. Deze, op de akkermelkdistel gelijkende soort, ontbreekt in Zeeland vrijwel geheel.

  • Dialect: Tholen: zochte stekel, gele stekel, melkwied, melkriet; Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland: stekelmelkriet of stekelmelk wied

Auteur

-A.M.M. van Haperen