Wilg

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Wilg (sálix)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Groot geslacht van bomen en struiken, waarvan in Zeeland diverse soorten zowel aangeplant als in het wild voorkomen. Van nature vindt men deze soorten vooral op vochtige enigszins zandige bodems. Het meest algemeen is ongetwijfeld de schietwilg (S. álba). Van deze soort worden vaak eens in de 5 à 10 jaar de takken afgezet, waardoor een knotboom ontstaat. Nauw verwante soorten zijn de katwilg (S. viminális), de amandelwilg (S. triándra) en de kraakwilg (S. frágilis). In het Zeeuwse polderland komen deze laatste soorten vrijwel steeds aangeplant en niet in het wild voor. In deze laatste hoedanigheid vindt men ze wel en plaatselijk zelfs vrij veel op de drooggevallen platen in het Veerse Meer en de Grevelingen en op vochtige plaatsen in de duinen. Dit geldt ook voor de zg. breedbladige wilgen; de grauwe wilg (S. cinérea), de waterwilg (S. cáprea) en de kruipwilg (S. répens). Daarnaast vindt men deze laatste soorten plaatselijk in het polderland, bijv. in verlande kreekresten en in zandige sloottaluds langs recent aangelegde wegen. In de duinen komt hier en daar ook de bittere wilg (S. purpúrea) voor. Deze ontbreekt elders in de provincie.


AUTEUR

A.M.M. van Haperen