Alsem
Alsem (artemísia) |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Geslacht van vaak sterk geurende, forse, overblijvende kruiden van de Composietenfamilie. De meeste soorten zijn meer of minder grijsviltig behaard en hebben kleine gele of bruinige bloeiwijzen. Vaak wordt er ook geneeskrachtige betekenis aan toegekend. In Zeeland komen de volgende twee soorten algemeen voor:
Bijvoet (A. vulgáris). Een weinig geurende plant met bladeren die aan de bovenzijde kaal zijn. Algemeen op droge ruderale plaatsen, bijv. op dijken en in wegbermen. Zeealsem (A. marítima; Sch.: vlooienkruid, Z.B.: zeehos). Kleiner dan bijvoet, bladeren aan beide zijden behaard en met karakteristieke geur. Algemeen op de hoogste delen van het buitendijkse gebied, bijv. op oeverwallen langs kreken en in aanspoelzônes op dijken. Werd vroeger in het hondehok gestrooid tegen vlooien. Op een enkele plaats groeit in Zeeland ook de absint-alsem (A. absínthium), een op bijvoet gelijkende plant, die sterk naar zeep ruikt.
AUTEUR
A.M.M. van Haperen