Gijsbert van Hennekeler
Hennekeler, Gijsbert Van |
---|
(Nijkerk 30 januari 1825 - Middelburg 16 mei 1884). Leraar wiskunde; directeur H.B.S. te Middelburg.
Volgde in Arnhem een opleiding tot onderwijzer en was als zodanig werkzaam in Elburg en Wijk bij Duurstede. Doceerde (vanaf 1850) wiskunde aan de gymnasia van achtereenvolgens Winschoten, Den Briel, Leiden en (vanaf 1856) Middelburg. Gaf bovendien les aan de Klinische School en (vanaf 1865) aan de H.B.S. te Middelburg, van welke school hij ook (tot 1884) directeur was. Hennekeler promoveerde in 1855 in Groningen op het eerste Nederlandstalige proefschrift, getiteld 'Verhandeling over de primitieve wortels van alle getallen en hunne toepassing op de decimale breuken'. Zijn verdiensten op botanisch gebied zijn vooral het bijeenbrengen van collecties van Walcherse planten en de schenking van veel materiaal (met name lagere fungi en orchideeën) aan het herbarium van de Nederlandse Botanische Vereniging. Van deze vereniging werd hij in 1859 tot lid benoemd. Voor zijn werken zie bibliografie.
AUTEUR
F. van Noordwijk, gecontroleerd redactie 2013
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(Nijkerk 30 jan. 1825-Middelburg 16 mei 1884). Leraar wiskunde; directeur H.B.S. te Middelburg. Volgde in Arnhem een opleiding tot onderwijzer en was als zodanig werkzaam in Elburg en Wijk bij Duurstede. Doceerde (vanaf 1850) wiskunde aan de gymnasia van achtereenvolgens Winschoten, Den Briel, Leiden en (vanaf 1856) Middelburg. Gaf bovendien les aan de Klinische School en (vanaf 1865) aan de H.B.S. te Middelburg, van welke school hij ook (tot 1884) directeur was. Hennekeler promoveerde in 1855 in Groningen op het eerste Nederlandstalige proefschrift, getiteld 'Verhandeling over de primitieve wortels van alle getallen en hunne toepassing op de decimale breuken'. Zijn verdiensten op botanisch gebied zijn vooral het bijeenbrengen van collecties van Walcherse planten en de schenking van veel materiaal (m.n. lagere fungi en orchideeën) aan het herbarium van de Ned. Botanische Vereniging. Van deze vereniging werd hij in 1859 tot lid benoemd. Voor zijn werken zie bibliografie.