Johannes Cornelis de Jonge
Jonge, Johannes Cornelis De |
---|
(Zierikzee 9 mei 1793 - 's-Gravenhage 12 juni 1853). Archivaris.
Al tijdens zijn schoolopleiding interesseert hij zich voor het archief van zijn woonplaats, waarvan hij een aantal stukken voor vernietiging weet te bewaren. In 1811 begint hij zijn studie aan de Leidse universiteit; drie jaar later wordt hij benoemd tot substituut-archivaris des rijks. Hij sluit zijn studie in Leiden in 1816 af met een promotie en wordt, naast zijn werk aan het archief nog belast met de functie van opzichter van het Koninklijk kabinet van penningen en gesneden stenen. Sinds 1831 is hij archivaris des rijks, welk ambt hij tot zijn dood bekleedt. Daarnaast is hij jaren lang raadslid en wethouder van 's-Gravenhage en lid van Provinciale Staten van Zuid-Holland. Ondertussen doet hij tal van publicaties verschijnen waaronder: ‘Levensbeschrijving van Johan en Cornelis Evertsen, luitenant-admiralen van Zeeland’(’s-Gravenhage 1820), ‘Verhandelingen en onuitgegeven stukken betreffende de geschiedenis der Nederlanden’, 2 delen (Delft 1825, ’s-Gravenhage 18270, ‘Over den oorsprong der Nederlandsche vlag’ (‘s-Gravenhage 1831), ‘Nederland en Venetië’('s-Gravenhage 1852). Zijn belangrijkste werk is echter de ‘Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen’, 6 delen (‘s-Gravenhage 1833-1848; een tweede druk door zijn zoon J.K.J. de Jonge verzorgd en vermeerderd met de nagelaten aantekeningen van de schrijver, verscheen in 5 delen te Haarlem van 1858-1862). Hoewel dit werk in verschillende opzichten als verouderd is te beschouwen, blijft het zeer waardevol als een standaardwerk op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse marine, aangezien De Jonge gebruik heeft kunnen maken van archivalia die in 1844 bij de brand in het gebouw van het Ministerie van Marine verloren zijn gegaan. Een door hem bijeengebrachte ‘Geschiedkundige Atlas’ bij zijn ‘Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen’ werd nimmer gepubliceerd. De collectie berust naast andere stukken van De Jonge afkomstig, in het maritiem museum 'Prins Hendrik' te Rotterdam.
AUTEUR
L. Hageman, gecontroleerd redactie 2013
LITERATUUR
N.N.B.W IV.
Hallema, Jhr. Mr. J.C. de Jonge.
AFBEELDING
Johannes Cornelis de Jonge, schrijver van het standaardwerk 'Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen' (1833-1848).
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(Zierikzee 9 mei 1793 - 's-Gravenhage 12 juni 1853). Archivaris. Reeds tijdens zijn schoolopleiding interesseert hij zich voor het archief van zijn woonplaats, waarvan hij een aantal stukken voor vernietiging weet te bewaren. In 1811 begint hij zijn studie aan de Leidse universiteit; drie jaar later wordt hij benoemd tot substituut-archivaris des rijks. Hij sluit zijn studie in Leiden in 1816 af met een promotie en wordt, naast zijn werk aan het archief nog belast met de functie van opzichter van het Koninklijk kabinet van penningen en gesneden stenen. Sedert 1831 is hij archivaris des rijks, welk ambt hij tot zijn dood bekleedt. Daarnaast is hij jaren lang raadslid en wethouder van 's-Gravenhage en lid van provinciale staten van Zuid-Holland. Ondertussen doet hij tal van publicaties verschijnen waaronder: Levensbeschrijving van Johan en Cornelis Evertsen, luitenant-admiralen van Zeeland, ’s-Gravenhage 1820; Verhandelingen en onuitgegeven stukken betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 2 delen, Delft 1825, ’s-Gravenhage 1827; Over den oorsprong der Nederlandsche vlag, 's-Gravenhage 1831; Nederland en Venetië, 's-Gravenhage 1852. Zijn belangrijkste werk is echter de Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen, 6 delen, 's-Gravenhage 1833-1848; een tweede druk door zijn zoon J.K.J. de Jonge verzorgd en vermeerderd met de nagelaten aantekeningen van de schrijver, verscheen in 5 delen te Haarlem van 1858-1862. Hoewel dit werk in verschillende opzichten als verouderd is te beschouwen, blijft het zeer waardevol als een standaardwerk op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse marine, daar De Jonge gebruik heeft kunnen maken van archivalia die in 1844 bij de brand in het gebouw van het ministerie van marine verloren zijn gegaan. Een door hem bijeengebrachte Geschiedkundige Atlas bij zijn Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen werd nimmer gepubliceerd. De collectie berust naast andere stukken van De Jonge afkomstig, in het maritiem museum 'Prins Hendrik' te Rotterdam.