Religieuze Penningen
Religieuze Penningen |
---|
De voorgangers van religieuze penningen waren pelgrimstekens die in de middeleeuwen gangbaar waren. Ze werden meegebracht door bedevaartgangers als herinnering aan de door hen bezochte plaatsen. Men droeg dit teken op de hoed of op de mantel. Meestal waren ze van lood gemaakt. In het Verdronken Land van Zuid-Beveland is een dergelijk insigne gevonden. Ook na de Reformatie bleven de pelgrimstochten doorgaan. Men ging toen over op het vervaardigen van echte penningen, dikwijls met oog en ring. Wanneer dergelijke souvenirs met een wonderdoend beeld in aanraking waren geweest, werden ze in huis opgehangen en soms begraven onder de drempel van de voordeur, omdat er een beschermende invloed aan toe werd geschreven. Aangezien Zeeland al spoedig na de opkomst van de Reformatie tot de nieuwe leer overging raakten de bovenbeschreven religieuze tekens en penningen hier in onbruik. Wel deed een geheel ander soort penningen zijn intrede, nl. de avondmaalspenningen of -loodjes. Van oorsprong werden ze van lood vervaardigd, doch dit werd al spoedig vervangen door rood koper. Deze loodjes werden verstrekt aan hen, die door predikant en kerkeraad waardig werden bevonden aan het avondmaal deel te nemen. Dergelijke penningen werden verstrekt door de Waalse Gemeente te Vlissingen. Er bestonden vierkante en achthoekige exemplaren. Ze waren eenzijdig gestempeld met de afbeelding van een pelikaan die haar jongen voedt, het zinnebeeld van de moederliefde, met het omschrift `Sigillum Eccle(siae) Fless(ingensis)', zegel van de kerk van Vlissingen.