Abraham Adriaan Jacobus Haman
Haman, Abraham Adriaan Jacobus |
---|
(Oost-Souburg 17 maart 1822 - Veere 5 februari 1880). Geneesheer.
Oudste zoon van H.F. Haman, geneesheer te Oost-Souburg, die zijn drie zoons zelf opleidde voor het 'medische vak'. Adriaan werd in 1844 aan de Middelburgse Geneeskundige School bevorderd in de drie vakken. Omdat door een overschot aan geneesheren alle lucratieve plaatsen bezet waren, vestigde hij zich eerst in Brigdamme en vervolgens in Serooskerke. Hier leefde hij op grote voet, waardoor de boeren, weinig gediend van verwaandheid in het algemeen en van een hooghartige 'barbier' in het bijzonder, al spoedig een afkeer van hem kregen. Omdat hij een even nonchalante financier als geneesheer was, ging zijn praktijk te gronde. Hij raakte aan de drank en vertrok naar Oude Tonge, waar het hem evenmin goed ging. In 1877 kreeg hij een kans tot eerherstel: de stad Veere vreesde zonder geneesheer geen aantrekkingskracht op vreemdelingen te hebben; daarom nodigde men Haman uit, gaf hem een quarantainetoelage en de toestemming om te praktiseren in Vrouwenpolder en Gapinge. Vervolgens solliciteerde Haman naar de vacante post in Westkapelle. Dr. J.C. de [[Man]], door de gemeenteraad om inlichtingen gevraagd, noemde Haman 'een man van ondervinding', vooral op verloskundig gebied. Hiermee was de Westkappelse afvaardiging volop tevreden: ‘Zijn misbruik [de drankzucht] komt er bij ons niet zo op aan’, antwoordden de heren. Hamans gestel was echter al door de drankgesloopt, hij leed aan astma, waterzucht en verlamming, waardoor hij in Westkapelle niet veel werk meer verzette.
AUTEUR
A.M. Lauret, gecontroleerd redactie 2013
LITERATUUR
J.C. de Man. Geneeskundige school I.
J. Pel, Chirurgijns, Chirurgijns, doctoren, heelmeesters en artsen op het eiland Walcheren 1700-2000 (Middelburg, 2006).
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(Oost-Souburg 17 maart 1822 - Veere 5 febr.1880). Oudste zoon van H.F. Haman, geneesheer te Oost-Souburg, die zijn drie zoons zelf opleidde voor het 'medische vak'. Adriaan werd in 1844 aan de Middelburgse Geneeskundige School bevorderd in de drie vakken. Omdat door een overschot aan geneesheren alle lucratieve plaatsen bezet waren, vestigde hij zich eerst in Brigdamme en vervolgens in Serooskerke. Hier leefde hij op grote voet, waardoor de boeren, weinig gediend van verwaandheid in het algemeen en van een hooghartige 'barbier' in het bijzonder, al spoedig een afkeer van hem kregen. Omdat hij een even nonchalante financier als geneesheer was, ging zijn praktijk te gronde. Hij raakte aan de drank en vertrok naar Oude-Tonge, waar het hem evenmin goed ging. In 1877 kreeg hij een kans tot eerherstel: de stad Veere vreesde zonder geneesheer geen aantrekkingskracht op vreemdelingen te hebben; daarom nodigde men Haman uit, gaf hem een quarantainetoelage en de toestemming om te praktizeren in Vrouwenpolder en Gapinge. Vervolgens solliciteerde Haman naar de vacante post in Westkapelle. Dr. J.C. de Man, door de gemeenteraad om inlichtingen gevraagd, noemde Haman 'een man van ondervinding', vooral op verloskundig gebied. Hiermee was de Westkappelse afvaardiging volop tevreden: `Zijn misbruik (de drankzucht) komt er bij ons niet zo op aan', antwoordden de heren. Hamans gestel was echter al door de drank
gesloopt, hij leed aan asthma, waterzucht en verlamming, waardoor hij in Westkapelle niet veel werk meer verzette.