Eb En Vloed
Eb En Vloed |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
De beweging van het zeewater, dat in een etmaal (in feite in 24 uur en 50 minuten) tweemaal daalt en stijgt. Bij daling spreekt men van eb, bij stijging van vloed met als laagste en hoogste stand resp. het laag water (L.W.) en het hoog water (H.W.). De L.W. en H.W.-standen zijn voor elke plaats verschillend, afhankelijk van de vorm van de kust of van de zeearm en van de waterdiepte. Het verschil tussen L.W. en H.W. noemt men het tijverschil, het verval of de amplitude. In Zeeland kent men tamelijk grote tijverschillen; ze zijn af te lezen in de hierbij gevoegde tabellen met getijgegevens zowel voor een aantal waarnemingsstations in het Westerschelde- als in het Oosterscheldebekken. Tevens vindt men daarin de tijdsverschillen met het hoofdwaarnemingsstation te Vlissingen. De gemiddelde amplitude varieert van 2,34 m voor doodtij bij Burghsluis aan de mond van de Oosterschelde tot 5,17 m voor springtij bij Bath achter in de Westerschelde (bij Antwerpen 5,44 m). Het zal duidelijk zijn dat na realisering van de stormvloedkering in de Oosterscheldemond voor het Oosterscheldebekken andere getallen gehanteerd moeten worden, die in ieder geval een gereduceerd tijverschil zullen aangeven,
getijbeweging).
AUTEUR
M.H. Wilderom
AFBEELDINGEN
Foto Links en rechtsboven: Woonarken in de Oude Haven te Zierikzee (1970). Het bestaansniveau van de bewoners is daar wegens het heersende getij letterlijk zeer gevarieerd. Thans (1981) is er nog één woonboot over; het is een uitstervend verschijnsel, daar geen nieuwe vergunningen zullen worden uitgereikt. Tabellen met de definitieve opgave van de gemiddelde getijgegevens Westerschelde en Oosterschelde over de periode 1961-1970 (december 1974)