Fluor

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 14:02 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Fluor

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Een belangrijke vorm van Luchtverontreiniging is die welke veroorzaakt wordt door Fluorhoudende stoffen (verder te noemen F). Deze stoffen komen vrijwel overal in de grond en in het water voor, doch in zeer uiteenlopende hoeveelheden. Een kleine hoeveelheid is onschadelijk of zelfs nuttig voor levende wezens. Op enkele plaatsen, o.a. bepaalde gebieden in India, bevat het grondwater zoveel F dat het schadelijk voor de mens kan zijn. Grondstoffen, waar metalen of kunstmest uit gewonnen worden, bevatten gewoonlijk veel F. Tijdens het zuiveren van de gewenste stoffen komen dan F vrij, die voor een groot deel in de lucht worden uitgestoten, hetzij als gasvormige verbindingen (meestal fluorwaterstof, HF), hetzij als stofdeeltjes. In aluminiumfabrieken worden nog F-houdende hulpstoffen gebruikt, waardoor de hoeveelheid uitgestoten stof extra groot wordt. Planten kunnen gasvormige F uit de lucht en in water opgeloste F uit de grond opnemen. Indien de F afkomstig is van stof uit de lucht, dat op de grond is neergeslagen, is er dus sprake van indirecte luchtverontreiniging. Sommige planten vertonen hierdoor zichtbare beschadiging, in andere hoopt de F zich op zonder zulke symptomen. Hoe langer deze planten blootgesteld worden aan een constante hoeveelheid F, hoe meer de F zich ophoopt. Dieren en ook mensen, kunnen F opnemen uit de lucht, met het water en met hun voedsel. Vooral plantenetende dieren kunnen hierdoor afwijkingen gaan vertonen. De stoffen hopen zich op vooral in skelet en tanden. Bij een gelijk blijvend percentage opgenomen F hoopt deze zich op in de organen tot een bepaald niveau. Is dat bereikt, dan wordt verder alle F uitgescheiden in uitwerpselen en urine. Hierin ligt dus een verschil met de wijze van ophoping in planten. De door het vee uitgescheiden F komt dus weer op het grasveld terecht en kan opnieuw worden opgenomen. Is de opgenomen hoeveelheid groot, waarbij het geen verschil maakt of die uit lucht, water of voedsel afkomstig is, dan kunnen afwijkingen voorkomen: bijv. bruin-zwart gekleurde tanden met ribbels (`mottled enamel') en vergroeiingen van het skelet. In het bijzonder bij herkouwers, die heel veel planten eten, kan dit tot schadelijke gevolgen leiden. In Nederland bestaan geen bindende normen voor het F gehalte van lucht. In New York bijv. geldt een maximum van: 7 g per m' gedurende 24 uur en 70 g per m' gedurende 30 minuten. De Commissie Bodem-Water-Lucht te Rotterdam stelt voor: hoogstens 25 ug per m' gedurende een uur. Het Convenants Rapport van Péchiney noemt als norm: 100 ug per m' over langere perioden, mits geen F uit water of voedsel worden opgenomen. Voor gras, waarop vee graast, geeft Tesink als maximum: een jaargemiddelde van 40 ug per kilogram, doch niet langer dan 1 1 maand achter elkaar, 60 1.1.g per kg. In Zeeland is door het Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek (I.P.O.) te Wageningen een onderzoek verricht naar het F gehalte van de lucht en naar plantenbeschadigingen in de Kanaalzone van Zeeuws-Vlaanderen en in het Sloegebied. Voor dit onderzoek zijn o.a. gladiolenveldjes aangeplant, daar gebleken is dat deze planten zeer gevoelig zijn voor aantasting door F. In Zeeuws-Vlaanderen is de N.V. Zuid Chemie te Sas van Gent het voornaamste F-uitstotende bedrijf. In 1965 en '66 traden in de omgeving van deze fabriek ziekteverschijnselen bij het vee op. Vergroeiingen in de gewrichten van de poten maakten het lopen van de koeien zeer moeilijk en pijnlijk. Enkele dieren gingen zelfs op de knieën lopen. Uit waarnemingen van het I.P.O. bleek inderdaad dat het fluorgehalte van de lucht vrij hoog was. Ook het gras bleek veel F te bevatten. In 1966 heeft Zuid Chemie een installatie gemaakt, waarmee de F werd uitgewassen, voordat de gassen werden uitgestoten. Het fluorgehalte is tussen 1966 en 1970 dan ook aanzienlijk gedaald. Toch werd in 1969 nog schade geleden. In het Sloegebied zijn door I.P.O. van 1967 af, waarnemingen gedaan, dus vòòr het in werking treden van de chemische fabriek Hoechst. Het is gebleken dat, zowel na het in werking treden van de eerste fosforoven, als dat van de tweede, het F-gehalte duidelijk waarneembaar gestegen is. Ook traden in deze periode plaatselijk en tijdelijk duidelijke verontreinigingen van het gras op. Waarschijnlijk zijn die veroorzaakt door vervoer van vaste afvalstoffen. De fluorschade aan het vee kan voorkomen, of althans beperkt, worden door het voederen met speciale veekoekjes, die aluminiumsulfaat bevatten. Een ander probleem betreft de mens. Het is bekend dat jonge kinderen F nodig hebben voor de vorming van het gebit. Hiertoe worden dikwijls fluorhoudende tabletten gegeven, terwijl tegenwoordig vaak een behandeling met een fluorhoudende pasta wordt toegepast. Wanneer de kinderen opgroeien in een omgeving waarin F in de lucht wordt uitgestoten en waar groente gekweekt wordt die F uit de grond kan opnemen, zodat de kinderen ook langs deze weg F binnen krijgen, dreigt een zeer onoverzichtelijke situatie te ontstaan. Het wordt dan moeilijk om te beslissen of men moet doorgaan met het toedienen van F, aangezien gemakkelijk de maximaal toelaatbare dosis overschreden zou kunnen worden. Het zou daarom nuttig zijn, een onderzoek in te stellen naar het F gehalte van in deze streek gekweekte groente en van de urine van patiënten, die met vage klachten bij de artsen komen. Uit Röntgen foto's is gebleken dat, bij stijgend opnemen van F, de ondoorzichtigheid van het skelet toeneemt. Hieruit zou een aanwijzing verkregen kunnen worden over de vraag of geen ontoelaatbare hoeveelheid F wordt opgenomen. Door het I.P.O., het Instituut voor Milieuhygiene en Gezondheidstechniek (I.G.-T.N.O.) en de Schaderegelingscommissie Veehouderij Sas van Gent, worden jaarlijks metingen verricht, waarvan het resultaat in verslagen wordt neergelegd.


AUTEUR

A. Vaas-van Oyen


LITERATUUR

Copius Peereboom, Gevaren van gasvormige fluoriden. Tesink en Prins, Verslag van twee Aluminiumfabrieken in de U.S.A. Biersteker, Verontreinigde lucht. Groen e.a., Rapport van de technische werkgroep 'Convenant'. Vaas-Van Oven, Fluornota 1972.


AFBEELDING

Bedrijfsgebouwen van Pechiney in het Sloegebied