Openbaar Vervoer Te Water

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 14:01 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Openbaar Vervoer Te Water

Het is duidelijk dat in een waterrijke provincie als Zeeland vervoer van goederen en personen per schip vaak makkelijker, comfortabeler en sneller was dan vervoer over land. Inter-insulair verkeer kon niet anders dan per schip worden onderhouden, maar ook het verkeer van dorp naar dorp was er vaak op aangewezen. Enkele hoofdwegen waren in alle seizoenen begaanbaar, meestal door bezanding, soms door bestrating, maar de `secundaire' en 'tertiaire' veranderden door de gebrekkige afwatering 's winters in ware modderpoelen, waar geen paard en geen hondekar tegen opgewassen was. Deze toestand duurde voort tot in de 20e eeuw en verbeterde pas toen door de inrichting van gemalen de waterhuishouding op meer bevredigende wijze kon worden gecontroleerd. Vele steden en dorpen beschikten daarom over schuitvlotten, een woord dat men bij van Dale niet meer tegenkomt, maar dat nog voortleeft in benamingen als Schuitvlotstraat, Schuitvlotgracht. De naam geldt de plaats van aankomst en vertrek van een soort zolderschepen, die door de schuitevoerder (de `schuteboer’) werden geboomd of gejaagd en soms dagelijks, soms op bepaalde dagen in de week (markt!) hun traject aflegden, meestal door een paar 'duiven' en dan door een van de vele watergangen. Ze vervoerden alles: vee, stenen, zand, passagiers en in die gemoedelijke dagen was de schuitevoerder ook wel bereid voor `mevrouw' in de stad een pakje af te geven of een boodschap te doen. Ook bij het postverkeer speelden ze een rol. Eeuwenlang hebben ze hier hun nuttige functie vervuld. Er bestaat een Middelburgse 'Ordonnantie op de schuytluyden varend te vracht tusschen Middelburgh en Domburch' van 1666, die wat ordening in het schuitverkeer tussen beide plaatsen trachtte te brengen en tevens de prijzen vaststelde: het vervoer van een dominee of een lam kostte vier groten (een dubbeltje), van een mager varken drie keer zo veel. De tocht duurde een uur of vier en de dominee zat of lag dan onbeschermd tussen de kalveren en de kalkspecie in de barre winterkou of de neerslaande regen; toen later de paraplu werd uitgevonden, mocht hij die niet gebruiken, want het gold als goddeloos het door Gods zegenende hand gezonden regenwater te willen ontwijken. In 1886 werd de verbinding opgeheven. Met de verharding van de wegen werden de schuteboeren overbodig. Bodediensten, eerst met paard en wagen, later met auto's namen hun werk over. Veerdiensten. Eenzelfde lot lijkt de veerdiensten te zijn beschoren. Van de meer dan 100 veerdiensten uit ca. 1800, waren er in 1866 nog maar 50 over en dat aantal is thans (1982) gereduceerd tot drie, terwijl vaststaat dat er van die drie twee binnen afzienbare tijd zullen afvallen: het veer Anna Jacoba polder-Zijpe, dat iedere winter nationale vermaardheid krijgt, doordat het dikwijls niet vaart, zal verdwijnen bij de afronding van de Oosterschelciewerken; het veer Kruiningen-Perkpolder wordt opgeheven na de totstandkoming van de vaste oeververbinding over de Westerschelde. Blijft het veer Vlissingen-Breskens. De oorzaak van het versneld verdwijnen der veren in deze provincie moet worden gezocht in de sterk verbeterde verbindingen over land na WOII, de aanleg van de Zeelandbrug en van de dammen in verband met de Deltawerken. De veren op de Westerschelde worden geëxploiteerd door de provincie, die hiervoor een speciale dienst heeft Provinciale Stoom bootdiensten in Zeeland' (PSD) te Vlissingen een unieke situatie, daar elders in Nederland alle veerdiensten, voorzover niet in particuliere handen, worden beheerd door rijk of gemeente. Zie voor de geschiedenis van de veren veerdiensten en veerrecht.


AUTEUR

?


AFBEELDING

Met dit soort veerboten werden de passagiers eertijds over het Sloe gezet.