Melkdistel

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 13:58 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Melkdistel (sónchus)

(Th.: zochte stekel, gele stekel, melkwied, melkriet). De beide laatste volksnamen worden ook voor de paardebloem gebruikt. Ter onderscheiding worden de melkdistels wel met de namen stekelmelkriet of stekelmelk wied aangeduid (W., Z.B., N.B., Sch.D.). Melkdistels zijn vrij forse kruidachtige planten behorend tot de composietenfamilie. Kenmerkend zijn de enigszins vlezige bladen, het melksap en de gele bloemen. In Zeeland komen drie soorten algemeen oor; alle drie zijn het beruchte akkeronkruiden. Het grootst is de akker melkdistel (Sónchus arvénsis). Deze heeft bloemhoofdjes met een middellijn van 4 à 5 cm. De akkermelkdistel is een overjarige plant, die overwintert met behulp van wortelstokken. Behalve als akkeronkruid komt deze soort ook veel voor in het buitenste gedeelte van de duinen. De brosse melkdistel (S. ásper) en de gewone melkdistel (S. oleráceus) zijn éénjarige akkeronkruiden. In het rivierengebied en in de laagveenstreek komt op zwak brakke grond ook nog de moerasmelkdistel (S. arvénsis) voor. Deze, op de akkermelkdistel gelijkende soort ontbreekt in Zeeland vrijwel geheel.


AUTEUR

A.M.M. van Haperen