Waterverontreiniging

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 13:58 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waterverontreiniging

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Wanneer natuurlijk water door menselijk toedoen zodanig van kwaliteit wordt veranderd, dat de geschiktheid ervan voor de oorspronkelijke functies (leefmilieu en voedselreservoir voor plantaardige en dierlijke organismen; ecologische functie van de biosfeer) wordt aangetast, spreekt men van waterverontreiniging. Reeds in de 15e eeuw werden voorschriften voor maatregelen tegen de watervervuiling ten gevolge van de vlasindustrie uitgevaardigd. In 1873 vond het college van geneeskundig inspecteurs van de volksgezondheid de vervuiling van de openbare wateren in Nederland zo verontrustend, dat men wettelijke maatregelen voorstelde. De bevolkingsgroei en vooral de industrialisatie en schaalvergroting op allerlei terrein veroorzaakten in de afgelopen decennia een steeds toenemende verontreiniging van het oppervlaktewater. In 1970 is de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (W.V.O.), in werking getreden. Deze maakt onderscheid tussen rijkswater en niet-rijkswater, met als kwaliteitsbeheerders resp. het rijk en de provincie. De provincies mogen het kwaliteitsbeheer delegeren aan lagere publiekrechtelijke organen zoals de waterschappen. Provinciale Staten van Zeeland besloten hiertoe in 1973 zodat deze taak en die van het zuiveren van het afvalwater per 1 dec. 1974 aan de, toen bestaande, negen Zeeuwse waterschappen werd opgedragen (in 1982 nog zeven). Daarvóór berustte het zuiveren van afvalwater uit de gemeentelijke rioleringen bij de gemeenten, die dit met zeer uiteenlopende intensiteit uitvoerden. De bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen voor lozingen op oppervlaktewater berustte óók voor december 1974 bij de waterschappen. De uitvoering was echter veelal onvoldoende en bovendien waren de opvattingen omtrent de aanvaardbaarheid van lozingen in de jaren '60 en '70 veel strenger geworden. De waterschappen hebben hun te voeren beheersbeleid omschreven in wettelijk voorgeschreven plannen. In de jaren '70 hebben zij, vaak in nauwe samenwerking met de gemeenten, veel ongezuiverde lozingen opgeheven. Via soms zeer lange transportleidingen wordt het afvalwater uit de kernen nu naar nieuwe zuiveringsinstallaties gevoerd of, voorlopig ongezuiverd, op de Westerschelde geloosd. Het beleid is erop gericht aan het eind van de jaren '80 ongezuiverde of onvoldoend gezuiverde lozingen te beëindigen, dat geldt ook voor lozingen op rijkswater (Grevelingen, Oosterschelde, Veerse Meer, Westerschelde, de kanalen). Lozingen van grote omvang vinden nog slechts op de Westerschelde plaats, in totaal ca. 1 miljoen inwoner equivalenten (i.e.), waarvan ca. 460.000 door de Zeeuwse waterschappen. Dit houdt in dat in Zeeland in 1982 nog ca. 70% van de geproduceerde i.e, ongezuiverd op rijkswater, de Westerschelde, werd geloosd. Lozingen van niet-zuurstofbindende en/of giftige stoffen vinden in Zeeland bijna alleen op de Westerschelde plaats. De verontreiniging van de Westerschelde wordt grotendeels veroorzaakt door lozingen in België, waar de aanpak van de waterverontreiniging minder scherp is dan in Nederland. Wel trad in de afgelopen 10 jaar een zeer lichte kwaliteitsverbetering van het Westerscheldewater in; die van het Zeeuwse polderwater was echter beduidend groter. In de periode 1977-1982 stelden de Zeeuwse gemeenten voor alle kernen rioleringsplannen op, waarin wordt aangegeven, hoe aan de provinciale richtlijnen kan worden voldaan. De hiervoor noodzakelijke investeringen zijn ongeveer even groot als die, voor nog te bouwen zuiveringsinstallaties. Op grond van een wijziging van de W.V.O. moet de provincie een waterkwaliteitsplan opstellen voor de niet-rijkswateren, waarin de hoofdlijnen van het beleid zullen worden neergelegd. De waterschappen zullen dat uitwerken in waterkwaliteitsbeheersplannen. Het rijk stelt dergelijke plannen voor de rijkswateren op. Deze plannen zullen voor Zeeland naar verwachting in 1984 worden vastgesteld.


AUTEUR

J.P. Vaane

LITERATUUR

Waterkwaliteitsplan provincie Zeeland (in voorbereiding). Waterkwaliteitsplan Zuidelijke Deltawateren-Ministerie van verkeer en waterstaat (in voorbereiding). Provincie Zeeland. Milieuhygiënische Nota 1980.


AFBEELDING

Vissterfte in de Otheense kreek ten gevolge van waterverontreiniging.