Koekoek

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 13:52 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Koekoek (cáculus Canórus)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Vrij grote grijze vogel met lange staart en puntige vleugels. Vrouwtjes en jonge vogels zijn soms roodbruin. Kan in de vlucht worden verward met sperwer en torenvalk. Mannetje heeft bekende 'koekoek'-zang, vrouwtje maakt een hinnikend gelach. Legt haar eieren in nesten van andere vogels, in Zeeland vooral bij graspieper en kleine karekiet. Zomervogel, die van half april tot eind september in Zeeland een gewone verschijning is in allerlei soorten landschappen. De kuifkoekoek (Clamátor glandárius) is een dwaalgast uit Zuid-Europa en is slechts eenmaal in Zeeland aangetroffen.


AUTEUR

P.L. Meininger


AFBEELDING

Koekoek, gefotografeerd door J. Vijverberg (1927). (Blz. 188)