Landbouwvoorlichting

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 13:52 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Landbouwvoorlichting

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Het doorgeven van landbouwkundige kennis aan boeren en tuinders; reeds beschreven sinds het begin van de 19e eeuw. Als instituut is deze voorlichting echter eerst in het midden van de 19e eeuw bij de oprichting van de 'Maatschappij tot bevordering van Landbouw en Veeteelt' (de Z.L.M.) opgetreden. Men aanvaardde de voorlichting van boven af zeer dankbaar. Er was zoveel belangstelling voor de voordrachten van de wandelleraren, dat aan deze vorm van voorlichting in de zeventiger jaren de nodige uitbreiding moest worden gegeven. Maar ook andere vormen van voorlichting, zoals tentoonstellingen, demonstreren met werktuigen, de aanleg van drainages of het droogleggen van gronden, stonden steeds volop in de belangstelling. Door de Rijksoverheid werden toenemende problemen in de landbouw in 1878 aangepakt door de landbouw te steunen middels instellingen en intensivering van de drie-eenheid: onderzoek, voorlichting en onderwijs. De rijkslandbouwleraren moesten ook de voorlichting aan de boeren verzorgen. De benoeming van een zuivelconsulent in 1899 in Zeeland zorgde voor meer voorlichting op het gebied van veeteelt en modernisering van de zuivelbereiding, terwijl de rijkstuinbouwleraar algemeen gewaardeerde voorlichting gaf bij het aanleggen en onderhouden van boomgaarden. Deze situatie heeft zich voortgezet tot de landbouwcrisis in de dertiger jaren, met uitzondering van de uitbreiding van het voorlichtingswerk door de instelling van een veevoederbureau in 1928. Dit bureau had tot doel betere voedermethoden te propageren, eventueel in samenwerking met de veevoederbureaus in andere provincies, het heeft zijn activiteiten in 1969 beëindigd en overgedragen aan de rijksvoorlichters van het Consulentschap Akkerbouw- en Rundveehouderij. De uitbreiding in de crisisjaren leidde ertoe dat enkele landbouwconsulenten werden aangesteld in Zeeland. Zij hadden tot taak een onderzoek in te stellen naar de economische situatie van de kleine bedrijven (D.K.B.). Er werden ook assistenten toegevoegd om bedrijfsvoorlichting te geven op het individuele bedrijf.

Na de tweede wereldoorlog waren in Zeeland op het gebied van de voorlichting werkzaam twee rijkslandbouwconsulenten met hun medewerkers, één rijkstuinbouwconsulent met zijn voorlichters en één rijksveeteeltconsulent, tevens belast met de zuivelvoorlichting die met zijn assistenten het brede scala van varkens-, rundvee-,schapen-, geiten- en paardenvoorlichting voor zijn rekening nam. De goede relatie tussen het landbouwbedrijfsleven en de voorlichtingsdiensten kreeg in 1954 gestalte in de Provinciale Raad voor de Landbouwvoorlichting. Deze Raad heeft 10 jaar bestaan en is in 1964 opgevolgd door de Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling, die een aanzienlijk ruimere opdracht kreeg. Bekendheid heeft de landbouwvoorlichtingsraad vooral gekregen door zijn bijzondere voorlichtingsactiviteiten, waarbij de streekverbeteringsplannen in de eerste plaats kwamen. Mede door deze voorlichtingsactiviteit is de basis gelegd voor nieuwe vormen van voorlichting, nl. op agrarisch, sociaal en huishoudelijk gebied. Tevens werd de technische voorlichting aan landen tuinarbeiders op gang gebracht. Het ontstaan van de Sociaal-Economische Voorlichtingsdiensten bij de landbouworganisaties dateert uit het begin der 60-er jaren. Door de veranderende ontwikkelingen in de landbouw die de vorming van de S.E.V. diensten nodig maakten, veranderde ook het werk van de rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. Per 1 februari 1963 werden de consulentschappen gebundeld in een provinciale directie voor de rijkslandbouwvoorlichting. Hiertoe werd besloten met het oog op een zo harmonisch mogelijke ontwikkeling van de verschillende voorlichtingsactiviteiten van de overheid en die van het georganiseerde bedrijfsleven. Een laatste reorganisatie vond plaats in 1969 toen de beide rijkslandbouwconsulentschappen en het rijksveeteeltconsulentschap werden samengevoegd tot één C(onsulentschap) voor de A(kkerbouw) en de R(undveehouderij) en het rijkstuinbouwconsulentschap werd omgevormd tot een C(onsulentschap) voor de T(uinbouw), in 1977 uitgebreid met de Zuidhollandse eilanden als werkgebied. Ook de provinciale directie voor de rijkslandbouwvoorlichting werd omgezet in een provinciale directie voor de bedrijfsontwikkeling, hetgeen een bredere taak omvat.


AUTEUR

M.A. Geuze, de Wit