Heren van Kruiningen/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Wim van Gorsel (overleg | bijdragen) op 5 jan 2021 om 08:28 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Dit adellijk geslacht, na de 12de eeuw afgesplitst van het geslacht Van de Maalstede, had in 1331 met 7.896 gemet het grootste ambachtsbezit (11,7%) in Zuid-Bevelan...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Dit adellijk geslacht, na de 12de eeuw afgesplitst van het geslacht Van de Maalstede, had in 1331 met 7.896 gemet het grootste ambachtsbezit (11,7%) in Zuid-Beveland. Het ambachtsbezit der Van de Maalstedes mat toen 6.612 gemet (9,8%). Onder het bezit van de Heren van Kruiningen viel ook de heerlijkheid Woensdrecht. Reeds in 1203 wordt in een officieel stuk melding gemaakt van de Heren van Kruiningen: de cisterciënzer abdij Ter Doest koopt van Wouter van Kruiningen het goed Morlodenesse. De abdij oefende, evenals over andere kerken, het patronaatsrecht uit over de kerk van Kruiningen. De Kruiningens behoorden niet tot de voornaamste Zeeuwse ambachtsheren, maar waren blijkbaar belangrijk genoeg om regelmatig in oorkonden en andere officiële stukken apart vermeld te worden.

De namen Jan, Hugo en Wouter van Kruiningen prijken al in 1290 in de rij van Zeeuwse ambachtsheren, die in de strijd met hun leenheer Floris V de zijde van de Vlaamse graaf Guy van Dampierre hebben gekozen, om hun rechtspositie te verbeteren. Na de dood van Floris V (1296) heeft vooral Jan van Kruiningen een rol van betekenis gespeeld. Als vanaf april 1297 Wolfert van Borssele erin slaagt in naam van en in plaats van de nog te jonge graaf Jan I te gaan regeren en Jan van Renesse c.s. is uitgeschakeld, eist hij van enige voorname Zeeuwse edellieden een belofte van hulde en trouw, wat in werkelijkheid betekende dat hij ze aan de leiband wilde houden. Onder hen waren Jan van Kruiningen en diens neef Gillis. De Heren van Kruiningen zijn vermoedelijk behoedzaam te werk gegaan; van hen werd niet méér geëist dan een blijk van loyaliteit en ze kunnen er alleen maar voordeel van gehad hebben om naar de pijpen van heer Wolfert te dansen. Op 1 augustus werd Wolfert te Delft vermoord en Jan van Avesnes (graaf Jan II uit het Henegouwse huis) kwam naar Holland en Zeeland. Het grootste deel van de Zeeuwse adel verzette zich hiertegen. Jan van Renesse, Floris van Borssele (een neef van Wolfert), Nicolaas van Kats, Hendrik Buffel, Gillis van Kruiningen, Hendrik van Zoutelande en anderen probeerden zich met Vlaamse hulp aan de Henegouwse heerschappij te onttrekken, maar werden op 1 januari 1301 beslissend bij Kats verslagen. Jan van Kruiningen was daar niet bij. In de 'Rijmkroniek' is te lezen dat in het jaar 1304 Boudewijn van Yerseke door Willem (derde zoon van graaf Jan II) is achtergelaten als `stadhouder', samen met Jan van Kruiningen. In tegenstelling tot zijn neef Gillis zou Jan trouw gebleven zijn aan graaf Jan II van Holland. Welke redenen zou Jan van Kruiningen hiervoor hebben gehad? Hij was samen met Gillis, na Jan van Renesse en Wolfert van Borssele de voornaamste onder de Zeeuwse edellieden maar heeft nooit een hoofdrol kunnen spelen als leider van de Zeeuwse adel. Floris van Borssele was als neef van Heer Wolfert een man van betekenis in Zuid-Beveland, ook door zijn bezittingen, waardoor Jan van Kruiningen niet die positie op het eiland kon innemen als hij wel gehad zou willen hebben. Mogelijk heeft hij ook in onmin geleefd met zijn neef Gillis, want zij bezaten samen de heerlijkheid Woensdrecht en goederen te Kruiningen en Gillis begaf zich in Vlaamse dienst en Jan niet. Hoewel tot de belangrijke vertegenwoordigers van de Zeeuwse adel behorend, moest Jan van Kruiningen altijd op de achtergrond blijven en toen de Renesses en de Borsseles min of meer door graaf Jan II buiten spel waren gezet, lag het voor de hand dat hij een poging waagde een meer vooraanstaande plaats in te nemen. Vermoedelijk is hij hierbij zeer voorzichtig te werk gegaan. Waarschijnlijk heeft hij op een voor hem kritiek moment, toen de Vlamingen in 1304 Zierikzee voor 't laatst ernstig bedreigden, de bakens verzet en is hij toch nog naar het Vlaamse kamp overgelopen. Het blijft een onopgehelderde kwestie, maar op 26 december 1308 nam graaf Willem III Jan van Kruiningen in genade aan in gevolge het verdrag met Vlaanderen. Jan van Kruiningen maakt de indruk tekort te hebben geschoten in persoonlijkheid en in politiek inzicht. Bovendien miste hij dat beetje geluk dat onontbeerlijk is voor succes; ook later, want in 1323 raakte hij in grote schulden. In het begin van de 16e eeuw, nadat de Van de Maalstedes in de mannelijke lijn waren uitgestorven, bezaten de Heren van Kruiningen op Zuid-Beveland 10.052 gemet (14,2%).