Vroedvrouwen En Bakers

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 13:50 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Vroedvrouwen En Bakers

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

1. Vroedvrouwen. Het lage peil van ontwikkeling der vroedvrouwen in ons land in vorige eeuwen is genoegzaam bekend. Zowel de stadsbesturen als de vroedmeesters, die al dan niet doctores obstetriae waren, hebben zich ingespannen om het peil te verhogen. Veere stuurde in 1500 een bode van de universiteit te Leuven er op uit om in Diest, Thienen, Brussel of elders een goede vroedvrouw op te sporen. Hij daagde tenslotte op met een Antwerpse. Middelburg vaardigde in 1732 een uitvoerige ordonnantie uit omtrent opleiding, ambtsuitoefening, examens, lichamelijke, geestelijke en sociale condities, verantwoordelijkheid tegenover de vroedmeesters en het aangeven van 'bastaard-kinderen' bij de Magistraat. Onder andere mocht de nageboorte niet worden verduisterd. De vroedvrouw moest het kind tentoonstellen tegenover 'vrienden'. Deze konden zich dan overtuigen, dat het kind gaaf van lijf en leden was en dat de navelstreng naar behoren was afgebonden. De Vlissingse ordonnantie van 28 november 1761 leek veel op die van Middelburg. Ook andere Zeeuwse plaatselijke besturen hielden zich intensief bezig met aanstelling van en instructie voor de vroedvrouwen. In Zeeuws-Vlaanderen schijnen ze 'kapiteinse' genoemd te zijn, waarschijnlijk omdat in de 17e eeuw de bevalling vaak vergeleken werd met een boottocht. In Middelburg werden in 1768 nog slechts 4 bevallingen door accoucheurs verricht en 881 door vrouwen. J. de Puijt heeft hierin drastische verandering gebracht. Bij de stichting van de Klinische School te Middelburg werd ook onderwijs aan vroedvrouwen geregeld. Zij zouden geduren de twee jaar, drie keer per week onderricht krijgen. Zij zouden, zo mogelijk, tezamen wonen onder de leiding van een Meesteresse Vroedvrouw. Zij moesten 12 bevallingen bijwonen. Verder kregen zij oefeningen met behulp van een lang en kort fantoom. Het eerste leek aldus De Man op een 'Moeder de Gans' en was gekleed als een zwangere verpleegster. Verder werd gebruik gemaakt van goede platen en preparaten. De vroedvrouwen in opleiding betreurden het, dat ze in de laatste jaren van het bestaan der school onderwezen werden door een lector, die het vak niet meer praktisch beoefende. Het totaal aantal ingeschreven aanstaande vroedvrouwen is in het geheel slechts 47 geweest. Het aantal vroedvrouwen, dat niet aan de Klinische School was opgeleid, bleef zeer groot. De oorzaak hiervan was, dat de Klinische School een overvloed aan geneesheren had afgeleverd, die geen bekwame, dus duurdere vroedvrouw naast zich duldden. De wetten Thorbecke 1865 dunden de gelederen der plattelands-vroedvrouwen en die van goed opgeleide vroedvrouwen uit. De levenswandel van vrij veel 'Sages Femmes' was volgens De Man niet gekenmerkt door kuisheid. Hij deed er bij voorkeur het zwijgen toe. Een voorbeeld van preutsheid was de candidate Johanna Catharina Kerssen, R.K., zoals De Man als relevant gegeven meende te moeten melden. Zij is vermoedelijk afgeschrikt door de anatomie der bekkenbanden en verliet ijlings de school. 2. Bakers. Vrouwen, wier taak het was om pasgeboren kinderen te verzorgen en de kraamvrouwen bij te staan. In 1851 vormden 5 Middelburgse 'accoucheurs' een commissie ter contrôle van de stedelijke bakers. Dr. V.M. van Lissa schreef in 1852 voor hen een handleiding. Een brochure omtrent de verheffing van de bakerstand werd in Zeeland onder de gehuwde vrouwen verspreid. De bakers, die zich door de commissie lieten registreren - in 1856 telde de provincie Zeeland er 40 - moesten een bewijs van kunde afleggen. Dan pas kregen zij een 'kaart' bij wijze van diploma. In 1859 nam Ph. A. Risch de taak van controleur over; in 1866 volgde dr. J.C. de Man hem op. Het aantal bakers nam ten gevolge van de contrôle sterk af. In 1876 nam de Commissie van Ziekenverpleging de supervisie van de bakers op zich.


AUTEUR

A.M. Lauret

LITERATUUR

J.C. de Man, Geneeskundige School I en II. Berger, Ordonnantie en Reglement, 13. Bijl, Sprokkels, 92. Van Reewijk, Vroedkunde en vroedvrouwen. Van der Mey-De Leur, Van olie en wijn.