Helvetius, Familie

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Familie Helvetius
Kopergravure met het portret van Johann Friedrich Schweitzer, voor 1709. Bron: Wikimedia Commons

(Oorspronkelijke geslachtsnaam Schweitzer; deze familie stamde uit de Pfalz.)

De eerste die de naam Helvetius aannam was dr. Johannes Fredericus, die 1650 in Harderwijk studeerde. Hij woonde te Amsterdam en 's-Gravenhage. Vier van zijn zonen waren medisch doctor.

Josephus Johannes, de vierde zoon, praktiseerde te Sluis, waar hij bovendien schepen van de stad en strandvonder was. Diens oudste zoon Johan Frederik volgde hem op.

Philippus Maximiliaan, derde zoon van Johannes Fredericus, was te Middelburg stadsdoctor, lector in de genees- en ontleedkunde en bovendien sinds 26 oktober 1699 examinator van de chirurgijns bij de Westindische Compagnie. In 1702, bij de aanvang van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk, geraakte hij in moeilijkheden. Een meester, Daniël Fannius, gaf voor door de burgerij gemachtigd te zijn acht leden uit de regering te werken. Helvetius verweet hem in het openbaar machtsmisbruik. Hierom werd hij op het Gravensteen te Middelburg gevangen gezet, maar omdat tegen hem geen beschuldiging ingebracht kon worden, werd hij vrijgelaten. Hij vertrok naar Rotterdam, waar hij ogenblikkelijk tot hoogleraar in de anatomie werd benoemd. Hij schreef een werk met een zeer lange titel over vroedkunde. Zijn beide broers Johan Balthasar en Adriaan Engelhard waren eveneens geneesheer, maar hebben geen sporen nagelaten in de Zeeuwse geschiedenis. De laatste vestigde zich te Parijs. Hij wendde de Braziliaanse wortel aan als middel tegen de 'rode loop'. Hij genas er de dauphin mee van dysenterie en werd lijfarts van ‘Zijne Wuftheid’ de Hertog van Orleans, regent tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XV.

Aarnoud was de enige zoon van Philippus Maximiliaan. Deze promoveerde te Leiden in 1711 op `De Structura hepatis' (‘Over de structuur van de lever’) en werd achtereenvolgens stadsdoctor, doctor van de Waalse diaconie en lector in de genees- en ontleedkunde te Middelburg. Hij was alom bekend (of berucht) wegens zijn zeer gebrekkig uiterlijk, door de notulist van de Zeeuwse Staten ‘onbeschofte lichaamsgestalte’ genoemd (24 november 1739). Hij overleed op 8 februari 1742 te Middelburg, na vele geschriften uitgegeven te hebben. Voor werken zie bibliografie: Helvetius, P.M. en A.

Auteur

A.M. Lauret

Literatuur

  • Baumann, Dysenterie, 173.
  • Fokker en De Man, Zeeuwsche medici.
  • Van Hasselt, Helvetius, 126.
  • Krul, Krukkendans, 4.
  • J. Pel, Chirurgijns, Chirurgijns, doctoren, heelmeesters en artsen op het eiland Walcheren 1700-2000 (Middelburg, 2006).
  • Van Zuiden, Helvetius, 2145.