Adriaen Hendricxz. ten Haeff
Adriaen Hendricxz. ten Haeff | |
---|---|
Terugkeer van de tweede Azië-expeditie van Jacob van Neck in 1599 door Cornelis Vroom (ca. 1591-1661). Bron: Wikimedia Commons. | |
Geboren | 1560 Middelburg |
Overleden | 3 mei 1608 Middelburg |
Beroep | Magistraat en koopman |
VIAF | Adriaen Hendricxz. ten Haeff |
Magistraat en koopman. Deed in 1589 als raad zijn intrede in het bestuur van zijn geboortestad, werd schepen in 1591, was burgemeester van 1 augustus 1596 tot 31 juli 1597, vervulde die functie opnieuw van 1 augustus 1599 tot 31 juli 1600 en nogmaals van 1 augustus 1607 tot aan zijn dood in 1608. Was lid van de Zeeuwse Admiraliteit en maakte deel uit van het bestuur van Walcheren. Als bestuurder heeft Ten Haeff weinig sporen achtergelaten, als koopman en reder echter zoveel temeer. Met zijn collega De Moucheron behoorde hij tot de figuren die door hun gedurfde initiatieven leiding gaven aan de ongekende bloei van Middelburg in het laatste kwart van de 16e eeuw. Enerzijds dankte de stad haar voorspoed aan de Merchant Adventurers, die hun ‘court’ in Middelburg vestigden en de stad het monopolie gaven van de handel in laken en wol uit Engeland, anderzijds waren het de eigen kooplieden die geen zee te hoog ging om met hun schepen de oceanen te overbruggen en uit oost en west de handelswaren aan te voeren die in Europa gretig aftrek vonden. De Moucheron was bij deze ondernemingen de meest impulsieve, een man die grote risico’s dorst te nemen en aan deze risico’s tenslotte ten onderging. Ten Haeff was meer bedachtzaam en overleefde. Hij had gehandeld binnen Europa op Spanje en Frankrijk en zijn handelshuis was sterk genoeg om ook relaties met West-Indië aan te knopen. Toen in Middelburg het bericht binnenkwam dat een eerste schipvaart naar Oost-Indië was gelukt en dat Houtman op 14 augustus 1597 in het vaderland was teruggekeerd, waren Ten Haeff en zijn medevennoten De Waert, Bommenee, Bacx, Langebarcque en anderen gereed om eveneens de sprong te wagen.
Op 10 maart 1598 zeilde hun vloot, bestaande uit het admiraalsschip De Maen, het jacht De Son en de Langebarck naar Indië weg, zes dagen eerder dan een vloot van De Moucheron, die uit Veere vertrok. De reis verliep weinig voorspoedig. De Maen, slecht geballast, sloeg al onder Dover om hij het lossen van saluutschoten en ging verloren; vele opvarenden verdronken. De Langebarck en De Son raakten elkaar kwijt maar ontmoetten elkaar weer op de rede van Bantam. Inmiddels bleken ruim 30 bemanningsleden te zijn overleden en aangezien specerijen niet in voldoende hoeveelheid te krijgen waren keerde men na een half jaar kruisen in de Indische wateren naar Nederland terug. Op 31 mei 1600 arriveerden de schepen in Middelburg waar de klokken werden geluid ‘over de blyde incompste van de schepen, genaemt de Langebercke ende de Sonne, commende uuyt Oost-Indiën’, zoals de stadsrekeningen meldden. De eerste reis van de Zeeuwen naar de Oost was zakelijk geen succes, maar de Zeeuwen hadden vooral Amsterdam laten zien dat ze meeliepen in de race en Ten Haeff ging onmiddellijk aan het werk om een nieuwe tocht te organiseren. De reizen van De Moucheron waren ook niet zo voorspoedig verlopen en een aantal dergenen die hem als risicodragers hadden gesteund, kozen nu de zijde van Ten Haeff, die met hen ‘de Vereenigde Zeeuwsche Compagnie’ (ook wel de Middelburgse compagnie genaamd), oprichtte.
Op 28 januari 1601 vertrokken er vier schepen naar Indië, wederom de Langebarck en De Son, maar nu aangevuld met de Zelandia en de Middelburch. Hun bestemming was Atjeh waar ze op 23 augustus arriveerden. De reis was dus vlot verlopen. De sultan van Atjeh bleek hen zo goed gezind dat hij hun toestond op zijn grondgebied een factorij te stichten. Hij liet de gevangen Frederick de Houtman vrij (zie bij De Moucheron) en stuurde zelfs een gezantschap mee terug naar Prins Maurits (de leider daarvan overleed te Middelburg). Volgeladen met peper meerden de Zelandia en de Langebarck op 6 juli 1602 in Middelburg aan. Onderweg maakten ze nog een Portugees galjoen prijs, zodat deze expeditie een zeer voordelig saldo opleverde. Dit werd nog verbeterd toen de beide andere schepen van de vloot, de Middelburch en De Son, die nog een tijd door de Indische wateren hadden gezworven, op 2 mei 1603 eveneens volbeladen terug keerden. Dit was de eerste en laatste reis van de Zeeuwsche Compagnie. Ten Haeff bleef actief en was al in 1602 gereed met een nieuwe vloot van drie schepen. Dit werd echter geen zelfstandige Zeeuwse onderneming meer. De Vereenigde Zeeuwsche Compagnie ging op in de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de door Ten Haeff bijeengebrachte Zeeuwse vloot werd nu onderdeel van de eerste V.O.C.-vloot die naar Indië voer.
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
A. Teunis, gecontroleerd redactie 2013
Literatuur
- J.H. de Stoppelaar, Balthasar de Moucheron.
- Werken Linschorten Vereniging dln. VII, XXV, XLII, XLIV, XLVI, XLVIII, LI.
- Kesteloo, Stadsrekeningen.
AFBEELDING
Afbeelding van de tekst uit de Notulen der Staten van Zeeland, 20 november 1599, waarin het request van Ten Haeff om militaire bijstand voor de uitrusting van twee schepen naar Amerika.