Alexander de Muncq jr./EvZ1982-1984
(Middelburg 9 mei 1655 - Middelburg 24 mei 1719). Regent. Studeerde rechten te Leiden en promoveer de aldaar op een proefschrift De substitutionibus. Was als zijn vader uitgesproken prinsgezind en toen Willem III het in 1676 nodig achtte de wet te verzetten, stapte Alex ander jr. de regering van zijn vaderstad binnen. In 1677 was hij al burgemeester, 22 jaar oud. De Muncq sr. had het bedje voor zijn zoon goed gespreid. Junior zelf zag het echter anders en zorgde voor een schandaal, dat zijn carrière ernstig in gevaar bracht. Hij begon een affaire met Henriëtte Velters, echtgenote van de stadsthesaurier en dochter van wijlen de machtige Hendrik Thibaut. De gelieven pakten de zaak meteen grondig aan. Velters werd met een smoesje naar zijn buitenplaats St.-Jan ten Heere gelokt en terwijl hij daar naar zijn plantjes keek brak de Muncq zijn Middelburgse kantoor open en stal daar alles wat los en vast was, vooral juwelen en effecten, de laatste voor een geschatte waarde van tussen de 13 en 14 duizend pond Vlaams. Met deze bagage vlucht te Henriëtte naar het noorden, de Muncq volgde kort daarna. Het paar had nog een hartstochtelijke ontmoeting in Zwijndrecht, daarna ging Henriëtte tijdelijk naar Nijmegen, de Muncq reisde door naar Den Haag.
Intussen was het gerecht ingeschakeld en de baljuw Johan Radermacher begon een 'criminele Proceduyre'. Aan de pui van het stadhuis werd een officiële `Citatie' aangeslagen, waarin het hele verhaal in onbewimpelde taal werd verteld ('dat den voorsz. de Muinck noch soo God-vergeten stout is geweest, dat hij in plaetse van te desisteren van het voornoemde pernicieus desseyn, integendeel met meerder animositeyt is aengedaen') en de Muncq 'by publijcke indaginge' (dagvaarding) werd bevolen 'te komen aenhooren soodanigen Capitalen Crimineelen Eysch ende Conclusie als den Heer Eyscher ten dage dienende, sal willen doen en de nemen'. Henriëtte was intussen alweer in Zeeland, waar haar wettige echtgenoot van schaamte en emotie was overleden, niet echter dan na haar te hebben onterfd en haar de voogdij over hun zoontje te hebben ontnomen. De Muncq werd vastgezet in de Gevangenpoort in Den Haag, maar zonder relaties kom je nergens de Prins greep in en stuurde in 1681 brieven van abolitie (gratie). Het was helemaal geen ontvoering, Henriët te was vrijwillig meegegaan en men was in Middelburg tegen haar toch ook geen proces begonnen? De Muncq reisde af naar Middelburg, trouwde daar met zijn Henriette, die met behulp van `bloedvrienden' het testament van haar eerste man wist te laten wijzigen en in 1682 was de Muncq weer burgemeester van zijn vaderstad. Via de zusters van Henriëtte was hij nu gelieerd met een paar machtige families in de stad (de Reigersberges, de Huyssens); via zijn eigen zusters had hij ook een paar aardige relaties en zijn positie leek steviger dan ooit.
Ondanks gevangenschap en processen, had hij in 1679, toen Middelburg door schulden was gedwongen zijn heerlijkheden te verkopen voor 2625 pond Vlaams de heerlijkheid West-Souburg gekocht, waardoor ook het slot Aldegonde zijn deel werd en tot 1702 was er voor hem geen vuiltje aan de lucht. Natuurlijk werd hij zijn hele leven achtervolgd door anonieme pamfletten, waarin zijn wilde jeugd werd opgerakeld en toen hij na Henriëttes overlijden hertrouwde met Johanna Cornelia de Jonge, gezegd Steengracht, werd er zelfs geinsinueerd dat dit overlijden ook wel bij zijn politieke spel zou horen, maar de Muncq trok zich nergens wat van aan, werd bij herhaling burgemeester, schepen of raad, was hoogbaljuw en rentmeester-generaal Bewesterschelde en natuurlijk ook Bewindhebber van de Oostindische Compagnie. Het tij keerde in 1702, toen de stadhouder overleed en een rivaliserende faktie in de vroedschap de gelegenheid schoon zag om de Muncq te wippen. Meer dan dit: de Muncq mocht geen ambten meer bekleden, zelfs geen provinciale en de abolitie van de Prins werd ongeldig verklaard. De Muncq werd uit de stad verbannen en trok zich terug op zijn buitenplaats 'Niet altijt Somer' aan de weg naar Veere, die hij na verkoop van zijn West-Souburgse bezittingen had laten bouwen. Vandaar schreef hij rekest op rekest met de bedoeling genoegdoening te verkrijgen, doch zonder resultaat; een rol van betekenis heeft hij niet meer gespeeld. Toen er op 25 juli 1718 een verzoening tot stand kwam tussen de oude en nieuwe regenten, weigerde de Muncq dan ook nog enige functie te bekleden. Hij bracht zijn tijd door met godsdienstige overpeinzingen, waarvan hij er enkele heeft gepubliceerd.