Pieter Marijs/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Wim van Gorsel (overleg | bijdragen) op 10 aug 2020 om 09:08 (Nieuwe pagina aangemaakt met '(Middelburg ca.1788 – Axel 1 april 1858). Broodbakker. Door zijn huwelijk met Janneke van der Wege in 1811 in het bezit gekomen van 'een niet onaanzienlijk vermog...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Middelburg ca.1788 – Axel 1 april 1858). Broodbakker. Door zijn huwelijk met Janneke van der Wege in 1811 in het bezit gekomen van 'een niet onaanzienlijk vermogen'. Was de ziel van het godsdienstig gezelschapsleven te Axel. Als diaken protesteerde hij in 1817 met vrijwel de gehele kerkenraad tegen liturgische veranderingen. In november 1818 liep dit uit op hun afzetting als ambtsdragers. Hoewel ten gevolge hiervan vele van zijn vrienden onkerks werden, bleef Marijs onder het gehoor van de toch wel orthodox en ouderwets prekende plaatselijke pastor H. Wesselink. Maar toen deze heftig ageerde tegen enkele oefeningen die de Rotterdamse oefenaar Jan Willem Vijgeboom op uitnodiging van Marijs buiten de tijd van de gewone godsdienstoefeningen midden juni 1822 in het land van Axel hield, scheidde Marijs zich officieel van de Hervormde kerk af. Met enige tientallen vrienden, waarvan sommigen ook in Terneuzen en Zaamslag woonachtig waren, stichtte hij de Herstelde Kerk van Christus. Marijs hield zich een half jaar lang bezig met een uitgebreide omschrijving van de Nederlandse geloofsbelijdenis, waarmee de kring zich aan het volk van Nederland presenteerde. Het meest kenmerkend voor dit goed gestelde stuk was 'dat God er op het hoogst verhoogd en de zondaar op het diepst vernederd wordt'. Op 6 november 1822 gaf de nieuwe gemeente haar voornemen te kennen in een daartoe af gehuurd gedeelte van het huis van Marijs tot openbare godsdienstoefeningen te willen overgaan, maar de burgerlijke autoriteiten wisten dit met een verbod te verhinderen. Een vonnis van de rechtbank van Goes d.d. 27 februari 1823 (drie maanden later in hoger beroep door de rechtbank van Middelburg bekrachtigd, waarbij Vijgeboom, Marijs en enkele anderen vanwege de in juni 1822 gehouden oefeningen tot hoge geld boeten werden veroordeeld) accentueerde het risico dat men liep, als men toch zou doorzetten. Maar dit vonnis maakte ook duidelijk, dat samenkomsten beneden de 21 personen, behalve de huisgenoten, niet konden worden vervolgd en zo waren er naderhand toch regelmatig bijeenkomsten ten huize van Marijs. Tegen het einde van 1823 haalde men Vijgeboom met zijn gezin naar Axel om voortaan als voorganger in de Herstelde Kerk van Christus te fungeren. Deze vond voorlopig onderdak bij de smid Pieter de Pree, maar kort daarop kon de gemeente hem het door haar aan gekochte huis van ds. Wesseling, die zich te Axel onmogelijk had gemaakt, aanbieden. De opbloei van de gemeente scheen verzekerd. Maar tevergeefs wendde de gemeente zich een en ander maal tot de koning en eveneens tot de Staten-Generaal om bescherming bij haar grondwettelijk recht op vrije godsdienstoefening. Het gehele staatsapparaat stond hier beslist afwijzend tegenover. Bovendien deed met name de gouverneur van Zeeland, mr. H.J. baron van Doorn van Westcapelle, alle moeite om de nieuwe gemeente de wind uit de zeilen te nemen. Men zocht en vond ook in ds. N. Borsboom van Serooskerke een geschikte opvolger voor ds. Wesseling. Deze wist na zijn intrede te Axel op 5 september 1824 door zijn tactisch optreden heel snel vele harten voor zich te winnen. Inmiddels viel het de Herstelde Kerk van Christus moeilijk de onderlinge vrede te bewaren. Marijs werd in zijn persoonlijke eerzucht gekrenkt, toen de door hem opgestelde geloofsbelijdenis op last van al de leden door Vijgeboom werd uitgegeven. Ook zag hij de sterk gestegen financiële lasten goeddeels op hem afgewenteld. Het gevolg was dat hij in november 1824 met de door hem zelf gestichte gemeente brak en naar de Hervormde kerk terugkeerde. Deze slag kwam de Herstelde Kerk van Christus niet te boven. Nog enige jaren leidde zij een kwijnend bestaan. Maar Vijgeboom moest te Axel weer gaan tuinieren en een winkel houden om in zijn onderhoud te voorzien. Met hem sloot een aanmerkelijk deel van de verstrooide leden van zijn gemeente zich naderhand aan bij de Afscheidingsbeweging van 1834. Marijs kwam weer tot ere als diaken en kerkvoogd in de Hervormde kerk.