Joseph Fastré
Joseph Fastré | |
---|---|
Overlijdensadvertentie van Joseph Fastré in de Middelburgsche Courant bron:Krantenbank Zeeland, Middelburgsche Courant, 19 april 1842, pag. 2 | |
Geboren | 22 juli 1784 Vlissingen |
Overleden | 13 april 1842 's-Gravenhage |
Beroep | Musicus, componist en muziekleraar te Vlissingen, Middelburg en ’s-Gravenhage |
VIAF | J. Fastré |
Jeugd en diensttijd
Joseph Fastré werd geboren als zoon van Pieter Vastré. Zijn ouders woonden toen in Vlissingen hoewel het geslacht mogelijk afkomstig was uit België of Frankrijk. Toen Joseph acht jaar was, besloot zijn vader hem viool te leren spelen. Dit zou echter van korte duur zijn want twee weken voor Josephs tiende verjaardag overleed zijn vader. Hijzelf vat zijn ‘muzikale vorderingen’ in daaropvolgende jaren van zijn jeugd in één zin samen:
In 1803 werd hij leidinggevend muzikant bij het Franse regiment dat toen in Vlissingen was opgesteld. Hij speelde daar klarinet en begon voor het eerst met gemeende ijver zijn leven aan het vak van muziek te wijden. Het regiment voerde hem mee langs München, Wenen, Presburg en Austerlitz waar hij vocht tegen het Oostenrijks-Russische leger dat op 2 december 1805 de overwinning behaalde. In al deze plaatsen bezocht Fastré een verscheidenheid aan muziekuitvoeringen waaronder de opera’s van Wenen die hij zich zijn leven lang zou herinneren. Na vijf dienstjaren nam hij ontslag en keerde terug naar Vlissingen waar hij Anne Constance Leurison trouwde, Zij was een jonge vrouw die hij voor zijn vertrek reeds had ontmoet. Fastré kon zichzelf en zijn vrouw in levensbehoefte voorzien door als musicus te werken. Dit hield vooral in dat hij betaalde muzieklessen gaf aan de plaatselijke belangstellenden. Ze woonden nog twee jaar in Vlissingen maar nadat ze veel schade hadden opgelopen als gevolg van een overstroming, verhuisden ze in juni 1808 naar het hoger gelegen Middelburg.
Muziekleraar en kapelmeester
In Middelburg zette Fastré zijn werkzaamheden als leraar voort. Tevens werd hij kapelmeesters van het Muziekkorps der Stedelijke Schutterij. De Schutterij was een vrijwillige, gewapende wacht die orde hield in de stad. De post als kapelmeester bracht hem bovendien veel leerlingen en werkte bijgevolg op twee manieren als een welkome bron van inkomsten. Toen het Muziekkorps samenging met de ‘cohorte urbaine’ zag Fastré zijn kans om deze groep muzikanten uit te bouwen tot een volwaardig blaasorkest die later onder de naam Middelburgs Muziekkorps een vooraanstaande plaats zou innemen in het Middelburgse muziekleven. Een hoogtepunt bereikte Fastré in 1818 met de uitvoering van Haydns Die Schöpfung waar het Muziekkorps van de Schutterij en muziekvereniging ‘De Eensgezindheid’ aan deelnamen. Fastré gaf ook lessen in Middelburg waarvoor hij zelf zijn methodes schreef. Onder zijn leerlingen waren ook zonen Pieter Marinus Fastré en Henri of Hendrik Fransiscus Fastré.
Pieter Fastré
Pieter Fastré speelde gitaar en fluit en gaf eens een uitvoering in Breda. Hij is later naar Oost-Indië vertrokken en daar spoedig gestorven.
Henri Fastré
Henri Fastré bleef nog in Middelburg waar hij zelf muziekonderwijzer werd. Tevens componeerde hij en was hij betrokken bij de organisatie van openbare muziekavonden. Van Henri zijn vier composities overgeleverd:
- Verlornes Glück (1837)
- Fantasie (1858)
- Morceaux
- Les charmes de la danse.
Alkmaar en Den Haag
Al enige jaren had het bestuur van Alkmaar gepoogd Joseph Fastré over te halen om muziekmeester te worden in hun stad. In 1821 besloot hij om naar Alkmaar te verhuizen waar hij drie maal zo veel betaald kreeg voor zijn werkzaamheden als in Middelburg. Na negen jaar de taken als stadsmuziekmeester te hebben vervuld in Alkmaar, werd hij uitgenodigd om als violist toe te treden tot de Hofkapel van koning Willem I. Fastré nam de uitnodiging aan en verhuisde naar ’s-Gravenhage. Hij gaf tegelijkertijd les aan de Koninklijke Muziekschool in zang en algemene muziekleer. Zijn deelname aan de Hofkapel en de Koninklijke Muziekschool duurde twee jaar waarna hij een opleidingsklasse leidde voor leden van het koor van de Franse Opera. Hij overleed in de hofstad op 13 april 1842.
Werken
De meeste werken die Fastré heeft geschreven komen voort uit zijn werkzaamheden als muziekleraar. Zijn boek Eerste gronden der toonkunst is in meerdere oplagen gedrukt. Hij schreef muziekboeken met zang- en solfègeoefeningen, enkele romantische werken en ook verscheiden vaderlandse liederen. Op zeker ogenblik heeft Fastré besloten de hoogtepunten van zijn leven op te tekenen in een dagboek. Dit geschrift is bewaard gebleven en vormt nu de belangrijkste bron over zijn bezigheden in Middelburg. In de Koninklijke Bibliotheek bevindt zich een niet nader onderzochte briefwisseling en ongeveer tachtig muzikale werken. Het betreft voornamelijk composities en arrangementen.
Bibliografie
- Eerste gronden der toonkunst : gevolgd van kleine solfèges of zangoefeningen : voor één en twee stemmen : ten dienste van onderwijzers en volksscholen. Weygand en Beuster, 1847
- Eerste gronden der toonkunst 2. Weygand en Beuster, 1847
- Eerste gronden der toonkunst 3. Weygand en Beuster, 1847
Composities
- Duo's op.1. Viool. 182X
- Duo's op.2. Klarinet. Steup, 1823.
- Air varié, op.3. Roumen.
- Duo's, fluit, viool op.4. Gambaro, 1818.
- Kwartetten op.6. Eerste en tweede viool, altviool, cello. Dony, 1826
- Zes duo's op.11 nr.1-3 Boek I. Fluit. Steup, 1823.
- Zes duo's op.11 nr.4-6 Boek II. Fluit. Steup, 1823.
- Duo's op.12 nr.1-6. Viool. Steup.
- Duos faciles op.13. 1820.
- Duos faciles et instructifs op.14 nr.1-3 boek 1. Weygand, 1820
- Duos faciles et instructifs op.14 nr.4-6 boek 2. Weygand, 1820
- Duo's op.15 nr.1-3 boek I. Viool Steup, 1822.
- Duo's op.15 nr.4-6 boek II. Viool Steup, 1824.
- Potpourri op.16. Weygand, 1817.
- Polonaise en rondo op.17. Piano. Weygand, 1819.
- Air varié op.24 nr.4. Steup, 1822.
- Potpourri op.25. Weygand, 1819.
- Thême connu varié op.29. Dony, 1827.
- Air varié op.31. Dony, 1827.
- L'Anniversaire op.40. Dony, 1827.
- Pièces agréables op.41. Dony, 1828.
De volgende werken zonder opusnummers zijn van Joseph Fastré bekend:
- Aan de rust. Dony, 1827.
- Vreugdezang. 1830
- Je t'aime encore. Dony, 1830.
- Zegelied. Dony, 1831.
- Oud-Nederlands eed. Dony. 1831
- Voor en met Oranje. Dony, 1831.
- Aan Virginia. 1833
- Het pad der deugd. 1833
- Zin en keus. 1833
- Zangstukjes. 1833
- Zangwijzen. 1833
- Aan toon- en zangkunst. 1833
- De naarstigheid. 1833
- De vreugde. 1833
- De lente des levens. 1833
- Orde en vrijheid. Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, 1834.
- Liederen. Beijerinck, 1835.
- Lied voor de lotelingen der Nationale Militie. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835
- De klokluider. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835
- De kolonist der Maatschappij der Weldadigheid, zangstem, gemengd koor, piano, Es majeur Beijerinck, 1835.
- Zuinigheid. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835.
- De spaarzame ambachtsman. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835.
- De vergenoegde huismoeder. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835.
- Weldadigheid. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835
- Volksvlijt. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835.
- Vlaggelied. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835.
- Orde en vrijheid. Zangstem, piano. Beijerinck, 1835
- Vergankelijkheid. 1835
- De kroonvorstinde. 1835
- Bekroonde volksliederen. Beijerinck, 1835
- Bekroonde volksliederen. Beijerinck, 1835
- Bekroonde volksliederen. Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, 1835.
- Le jeune aveugle. Fastré, 1836
- Trio's op.5. Eerste en tweede viool, cello. Dony, 1836
- Le bonnet de nuit. Weygand.
- Het pad der deugd. Koor, piano. Weygand.
- Romances nr.1-12. Zangstem, piano.
- Le vieux troubadour. Dony.
- Pièces faciles & agréables. Weygand.
- De hemelvaart van Jezus: cantate.
Auteur
-Jules Kuiper (UCR), 2012