Essequibo/EvZ1982-1984
Reeds aan het einde der 16e eeuw waren er, in hoofdzaak Zeeuwse, nederzettingen aan de Essequibo. Het was in 1616 dat enige expedities naar de Guyana's werden uitgerust. Met één dezer expedities kwam in Essequibo een vertegenwoordiger van de Zeeuwse kooplieden Jan de Moor en Willem Courten, aan. Deze Aert Adriaensz. van Groenewegen zou de oude vestiging aan de Essequibo nieuw leven inblazen, de Nederlandse handel in de Guyana’s tot ver in het binnenland uitbreiden en vriendschap sluiten met de inheemse bevolking. De Kamer Zeeland stelde in 1624 een commandeur aan voor Essequibo en in volgende jaren ook eigen factors voor de handel. Essequibo was voor de Westindische Compagnie geen succes en men wilde in 1632 de kolonie opgeven; de Zeeuwse Kamer echter verzette zich en beschouwde sedertdien de nederzetting als haar eigen domein. Haar vertegenwoordiger breidde de invloedssfeer naar het westen in de richting van de Orinoco uit; de vestiging aan de Pomeroon werd van belang en meer nog die aan de Amacura. De Kamer Zeeland ontwierp in 1656 een plan tot kolonisatie in West-Guyana en de bewindbevelhebbers sloten daartoe een overeenkomst met de steden Middelburg,Vlissingen en Veere. De nieuwe kolonie kreeg de naam 'Nova Zelandia' en in 1661 werd door de Staten-Generaal commissie verleend aan een door de Kamer Zeeland aanbevolen commandeur. Tijdens de Tweede Engelse oorlog werd het gebied veroverd door de Engelsen. Bij de vrede bleef Nova Zelandia echter aan Nederland. De drie Zeeuwse steden trokken zich in 1669 uit het beheer terug, dat door de Staten aan de Kamer Zeeland werd opgedragen. Gedurende de 18e eeuw groeide de Engelse invloed in de kolonie. Tijdens de laatste Engelse oorlog werd de vestiging ten tweede male door de Engelsen bezet. Na de Franse tijd werd de kolonie door de Engelsen niet meer teruggegeven.