Volksliederen/EvZ1982-1984
Er zijn twee Zeeuwse volksliederen: het Zeeuws en het Zeeuws Vlaams volkslied. Beide zijn omstreeks dezelfde tijd ontstaan, resp. in 1919 en in 1917 en geven vorm aan een collectieve belijdenis; we dulden hier geen vreemde hand. Reeds tijdens de eerste wereldoorlog werden in België pogingen in het werk gesteld Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg te annexeren. De man in Zeeuws-Vlaanderen die zich hiertegen fel verzette was ds. J.N. Pattist. Deze vond dat het gebied van Hulst tot Cadzand 'eigen landje, maar deel van Nederland' moest blijven. Samen met J. Vreeken heeft Pattist een protest-'song' geschreven, gericht tegen het annexatiestreven. In 1919 kwam dit streven vanuit België geprononceerd naar voren. Het ging nu alle Zeeuwen aan: het Zeeuws Volkslied, geschreven door D.A. Poldermens, is dan ook in de wij-vorm geschreven en niet zoals het Zeeuws-Vlaamse in de derde persoon. Geen enkele maal wordt in het lied van Pattist-Vreeken de ik- of wij-vorm gebruikt. Beide liederen geven uiting aan een groeiend Zeeuws besef, ook tot uiting komend in de oprichting van oudheidkundige verenigingen heemkunde in 1928 en in de oprichting van de officiële Zeeuwse Vereeniging voor Dialectonderzoek dialecten) in 1929. Zie ook pagina 246.