Mol/EvZ1982-1984
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
In zelfgegraven gangen in de grond levende, kleine insekteneter. Rolrond, langwerpig lichaam, nagenoeg zonder hals. Voorpoten staan wijd uiteen en zijn vervormd tot krachtige graafinstrumenten. Zachte, zwarte vacht. Ogen zijn zeer klein. Eet veel insektenlarven, maar berokkent ook schade door het omwroeten van de gewassen. Molshopen bestaan uit op geworpen aarde. De ingewikkeld gebouwde holen zitten diep onder de oppervlakte. Vóór de aanleg van de spoorwegdammen niet overal aanwezig (De Man, 1885). Na de inundaties van 1944-'45 en van 1953 plaatse lijk uitgestorven. Later verspreidden de mollen zich weer.
AUTEUR
?
LITERATUUR
J.G. de Man, De intocht van den mol in Walcheren, Album der Natuur (1885).