Ark

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Johan Francke (overleg | bijdragen) op 2 okt 2014 om 13:23 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Infobox | above = Ark (Arke) }} == Houten bergschuur == Houten bergschuur op het boerenerf of soms wat verder daarvandaan, voor de opslag van landbouwwerk...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Ark (Arke)


Houten bergschuur

Houten bergschuur op het boerenerf of soms wat verder daarvandaan, voor de opslag van landbouwwerktuigen, gereedschappen, ruiters, kruiwagens en dergelijke, maar soms ook voor graan en/of hooi. De ark had een rieten dak, was (is) geheel van hout en over het algemeen open aan één of twee kanten, in het laatste geval meestal de noord- en oostzijde omdat het uit die windstreken het minst regent. Sommige arken hadden een kleine dichte afdeling waarin een rijtuig stond; eventueel was er op één van de hoeken nog een hondenhok of kolenkot. Arken bestonden al vóór het wagenhuis als verschijnsel op de Zeeuwse boerenerven opkwam. Volgens G. Smallegange waren de arken op Zuid-Beveland vrij laag, maar een afbeelding van een ark te Nieuwdorp, gebouwd circa 1680, geeft een nokhoogte van wel vijf meter te zien. Rond 2000 was er nog een arke op de boerderij Johannisburg in de Heerenpolder bij Wolphaartsdijk. Heel veel andere arken zijn verdwenen.


Dak op palen

Een ark(e) is ook wel, in Zeeuws-Vlaanderen de naam voor een dak op palen, waaronder hooi, vlas en dergelijke werden opgeslagen wanneer de grote boerenschuur vol was. Deze werden in overig Nederland een kapberg genoemd. Het dak ervan kon op en neer bewogen worden. Hier was de berging van landbouwproducten dus primair. Mogelijk is dat oorspronkelijk ten noorden van de Westerschelde ook zo geweest. Beide vormen gaan in elk geval terug op vergelijkbare bergschuren met een dak dat langs palen op en neer bewogen kon worden die voorkwamen in de streek die nu het grensgebied van Frans-Vlaanderen en West-Vlaanderen vormt. Het woord ark (hier en daar ook ‘erk(e)’) komt van het Latijnse arca dat kist, kast of bergruimte betekent. De functie van de arken werd vanaf ongeveer 1900 overgenomen door de hangar of kapschuur. Ook deze was open, maar had een staalconstructie en was veel hoger.


AUTEUR

Jan Zwemer, 2013

LITERATUUR

-K. Fraanje e.a. (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten. Supplement (Biervliet, 2003) 51.

-H.C.M. Ghijsen (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Den Haag, 1974) 45.

-W. Halfwerk, Cursus Streekeigen Erven in Zeeland (Goes, 1999) 30.

-G. Smallegange, Op ´t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland (Goes, 2001) 68-69.

AFBEELDING -G. Smallegange, Op ´t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland (Goes, 2001) 68.